Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Servilii

betekenis & definitie

Servilii - oud geslacht, uit Alba Longa afkomstig. 1)

P. Servilius Priscus Structus, consul in 495.—2) Sp. Serv. Priscus Structus, consul in 476.—3) C. Serv. Structus Ahāla, magister equitum van den dictator L. Quinctius Cincinnātus (439), doodde Sp. Maelius, die weigerde voor den dictator te verschijnen. Later moest hij hiervoor in ballingschap gaan. Zie Maelii no. 1 en 2.—4) Q. Serv. Priscus Structus veroverde in 435 als dictator Fidēnae, waarnaar hij den bijnaam Fidēnas kreeg. In 418 was hij opnieuw dictator en overwon toen de Aequers.—5) C. Serv. Structus Axilla was drie jaren achtereen consulairtribuun, 419–417. In 418 was hij magister equitum van no. 4.—6) C. Serv. Structus Ahāla, in 408 mag. eq. van den dictator P. Cornelius Rutilus Cossus, was een hevig tegenstander der volkstribunen.—7) Q. Serv. Ahāla, dictator in 360, versloeg de Galliërs, die voor Rome waren verschenen.—8) P. Serv. Geminus, consul in 252 en 248, streed, volgens een niet geheel betrouwbaar bericht, voorspoedig op Sicilia tegen de Carthagers. Hij en zijn tweelingbroeder Q. geleken zoo sprekend op elkander, dat zij bijna niet te onderscheiden waren. Hieruit ontstond de familienaam Geminus.—9) Cn. Serv. Geminus, consul in 217, sneuvelde in 216 bij Cannae.—10) C. Serv. (Geminus), volkstribuun in 209, consul in 203, bevrijdde zijn vader, die in 218 bij het stichten eener kolonie door de Bojers krijgsgevangen was gemaakt (zie Lutatii no. 3). In 202 was hij dictator comitiorum habendorum causa.—11) M. Serv.

Pulex Geminus, consul in 202, een dapper krijgsman, voerde in 202 en 201 het bevel in Etruria en streed in 181 tegen de Liguriërs.—12) Cn. Serv. Caepio was consul in 203, tegelijk met no. 10.—13) Cn. Serv. Caepio, consul in 169, had drie zoons, die het consulaat hebben bekleed. De oudste ging door adoptie in de gens Fabia over, zie Fabii no. 19.—14) Cn. Serv. Caepio, ook een zoon van no. 13, consul in 141, was in 125 een gestreng censor.—15) Q. Serv. Caepio, zoon van no. 14, consul in 106 (zie lex Servilia iudiciaria), werd in 105 als proconsul door de Cimbren bij Arausio verslagen.

In 95 werd hij wegens wangedrag in dien oorlog en onwettige plundering (men beschuldigde hem namelijk, de tempelschatten van Tolosa (z. a.) verduisterd te hebben), aangeklaagd en tot verbanning veroordeeld, terwijl zijne bezittingen verbeurd verklaard en gerechtelijk verkocht werden. Z. Norbani no. 1.—16) Q. Serv. Caepio, derde zoon van no. 13, consul in 140, verbrak het verdrag, dat zijn broeder Q. Fabius Maximus Serviliānus (Fabii no.
19) met de Lusitaniërs gesloten had, en bewerkte dat Viriāthus door sluipmoord werd omgebracht.—17) Q. Serv. Caepio, kleinzoon van no. 16, was een heftig tegenstander van L. Appulēius Saturnīnus (100), en ook van M. Livius Drusus (91), toen deze den ridderstand de iudicia poogde te ontrukken. In den marsischen oorlog lokte Pompaedius Silo hem in eene hinderlaag, waar hij sneuvelde.—18) Q. Serv. Caepio, zoon van no. 17, stierf nog jong in Asia. Hij nam zijn zusterszoon M. Iunius Brutus (Iunii no. 9) als zoon aan, die hiernaar soms Q. Caepio Brutus wordt genoemd.—19) Servilia, dochter van no. 17, was gehuwd met M. Iunius Brutus, den vader van Caesars moordenaar. Zij was eene stiefzuster van Cato van Utica, en stond bekend als eene zeer schrandere, ontwikkelde vrouw, wier invloed in staatszaken niet gering was. Eene zuster van haar was gehuwd met L. Licinius Lucullus.—20) P. Serv. Vatia, consul in 79, tuchtigde in 78 en 77 de cilicische en lycische zeeroovers op eene nadrukkelijke wijze, drong vervolgens in den Taurus door, beoorloogde de Isauriërs (76) en verwierf zoo den bijnaam Isauricus.—21) P. Serv. Vatia Isauricus, zoon van no. 20, in 48 Caesars medeconsul, een zachtzinnig man, sloot zich na Caesars dood bij Cicero aan tegen Antonius.—22)
P. Serv. Casca, volkstribuun in 43, bracht aan Caesar den eersten dolkstoot toe en werd daarbij zelf door Caesar met een schrijfstift aan de hand gewond. Zijn broeder C. Serv. Casca, behoorde wel tot de saamgezworenen, doch niet rechtstreeks tot de moordenaars.—23) C. Serv. Glaucia, tribunus plebis kort voor 111 (z. Servilia(lex) de repetundis), praetor in 100, een slecht, beginselloos mensch, zeer geslepen, bevorderde de plannen van Marius en Saturnīnus en werd met Saturninus om het leven gebracht.—24) P. Serv. Globulus, vriend van Cicero, volkstribuun

(66) en later praetor in Asia.—25) P. Serv. Rullus, volkstribuun in 63; zie onder Agrariae (leges): lex Servilia agraria.

< >