Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 09-06-2019

Rumīna

betekenis & definitie

Rumīna - romeinsche godin van zuigende kinderen en zuigend vee, had een tempel nabij den ficus Ruminālis, waar Romulus en Remus door de wolvin gezoogd waren, en waaronder in 296 door de Ogulnii (z. a.) een bronzen beeld van de wolvin met de twee zuigelingen werd opgesteld.

Deze boom stond bij het Lupercal; eene andere vijgenboom, ficus Navia, naar den wonderpriester Attius Navius (z. Attii no. 1), wiens beeld in de nabijheid stond, benoemd, vond men later op het Comitium; ook deze wordt gewoonlijk, nadat de andere verdord was, Ruminalis geheeten. Het beeld van de Ogulnische wolvin is waarschijnlijk niet identisch met de nu nog bestaande wolvin van het Capitool, die veel ouder is, en op het Capitool heeft gestaan, waar ze in 65 door den bliksem beschadigd werd.—Nevens haar stond een mannelijke godheid Rumīnus of Iupiter R.

< >