Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 09-06-2019

Phrygia

betekenis & definitie

Phrygia - Φρυγία, gewest van Asia minor, ten O. van Lydia. Men onderscheidde Phrygia minor of Phrygia ad Hellespontum (zie Mysia), waartoe ook Troas behoorde, en Phrygia maior. Onder

de Rom. werd alleen het laatste met den naam van Phrygia bedoeld. De Phrygiërs waren een uitgebreid volk, dat reeds vroeg op beschaving en kunst kon bogen, doch op dit gebied bleef stilstaan, sedert zij door Croesus lydische, en later met de Lydiërs perzische onderdanen werden. Onder hun eigen koningen, de Gordiussen en Midassen, hadden zij eenmaal een machtig rijk uitgemaakt, dat zich zelfs over Lydia uitstrekte. Zij noemden zichzelven autochthonen, doch reeds bij de ouden heerschte de meening, dat de Phryges in den voorhistorischen tijd uit Thracia waren overgekomen. Eene phrygische eigenaardigheid was het uithouwen van woningen en zelfs steden in rotsen. Bij de rom. dichters is dikwijls Phrygius = trojaansch, Phryges = Trojanen, bij Vergilius zelfs = Romeinen.

< >