Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 09-06-2019

Philoctētes

betekenis & definitie

Philoctētes - Φιλοκτήτης, zoon van Poeas en Demonassa, koning van Meliboea, vriend van Heracles, die hem op den brandstapel, welken niemand dan Ph. had willen aansteken, zijn boog en pijlen te geschenke gaf. Hij trok met zeven schepen mede naar Troje, maar toen de Grieken op het eiland Chryse geland waren om aan Athēna te offeren, werd hij door een slang gebeten, en sedert was hij door zijne klachten en door de ondragelijke lucht van de wond zoo hinderlijk, dat men hem op raad van Odysseus op Lemnus aan wal zette en achterliet. Daar leefde hij eenzaam en met ondragelijke pijnen tot het tiende jaar van den oorlog, toen een orakel verklaarde dat Troje alleen door de pijlen van Heracles kon genomen worden.

Odysseus en Neoptolemus werden gezonden om hem te halen, en hoewel Ph. eerst niet naar hen wilde luisteren, volgde hij hen eindelijk op bevel van Heracles zelf. Zijn wond werd door Asclepius of Machāon genezen, met een zijner pijlen doodde hij Paris en spoedig moest Troje vallen. V. s. verdwaalde hij op de terugreis naar Italië, waar hij Petelia stichtte.

< >