Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 09-06-2019

Phaëthon

betekenis & definitie

Phaëthon - Φαέθων, 1) bijnaam van Helius.—2) zoon van Helius en Clymene, ging, om allen twijfel aan zijne goddelijke afkomst weg te nemen, naar het paleis van den zonnegod en vroeg hem om een teeken, waardoor hij door ieder als zijn zoon erkend zou worden. De god zwoer bij den Styx hem iederen wensch te zullen toestaan. Ph. vroeg nu verlof voor een enkelen dag den zonnewagen te mogen besturen, en hoewel zijn vader hem dringend vermaande van dien vermetelen wensch af te zien, moest hij zijn eed gestand doen.

Inderdaad was de jongeling niet in staat de vurige paarden in bedwang te houden, de geheele aarde raakte in brand, en om grootere onheilen te voorkomen, zag Zeus zich genoodzaakt hem met den bliksem te dooden, waarop hij uit den wagen in den Eridanus viel.—3) zoon van Eos en Cephalus, door Aphrodīte ontvoerd en tot bewaker van haar tempel aangesteld.

< >