Persephone - Περσεφόνη, -φόνεια, Περσέφασσα, Φερρέφ-, Κόρη, Proserpina, dochter van Zeus en Demēter, gemalin van Hades, die in de onderwereld over de schimmen der afgestorvenen regeert. Na Homerus treedt hare verhouding tot Demēter meer op den voorgrond dan die tot Hades, zelfs is zij in de mysteriën de bruid van Iacchus en heeft Hades haar slechts door geweld tot gemalin gekregen en door list behouden. Toen zij nl. eens op de vlakte van Nysa of bij Enna bezig was bloemen te plukken, opende zich plotseling de aarde, en uit de opening verscheen Hades, op zijn gouden met vier zwarte paarden bespannen wagen gezeten, en ontvoerde haar in weerwil van haar tegenstreven.
Zeus had hem hiertoe zijne toestemming gegeven, maar Demeter, die niet wist waar hare dochter gebleven was, zocht deze vruchteloos negen dagen en nachten, totdat zij van Helius vernam, dat zij toch niet in P.’s tegenwoordig verblijf zou kunnen doordringen; in toorn trok zij zich van het gezelschap der goden terug, terwijl alle groei op aarde ophield. Eindelijk was Zeus genoodzaakt P. door Hermes uit de onderwereld te laten terughalen, maar Hades geeft haar, voordat hij haar laat gaan, de pit van een granaatappel, het zinnebeeld van het huwelijk, zoodat zij niet voor goed het sombere rijk van haar gemaal kan verlaten, maar er een derde van het jaar moet doorbrengen. Intusschen had Demeter, bewogen door de gastvrije ontvangst van Celeüs, door Triptolemus de kennis van den landbouw onder de menschen laten verbreiden en de eleusinische mysteriën ingesteld. In dezen mythus is P. blijkbaar het zinnebeeld van het jaarlijks terugkeerende afsterven en herleven der plantenwereld, waaraan in de mysteriën verder de beteekenis gegeven werd van eene zinnebeeldige voorstelling van verlossing uit den dood.
De nauwe betrekking, die tusschen P. en hare moeder gedacht wordt te bestaan, wordt uitgedrukt door den veelal aan beide godinnen gemeenschappelijken eeredienst, door hare gemeenschappelijke bijnamen (Δέσποινα, Μεγάλη θεά), en vooral door den naam Κόρη (de jonkvrouw, dochter), die P. in de mysteriën droeg. Onder den invloed van de mystiek der Orphici werd zij later dikwijls verward met Hecate, Gaea, Rhea e.a.—Zij wordt afgebeeld als koningin der onderwereld met schepter en kroon, of als de bruid van Iacchus met klimopkrans en fakkels, of eenvoudig als de jonge dochter van Demeter; tot hare attributen behooren de narcis, papaver en korenaren.