Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 09-06-2019

Peloponnesische oorlog

betekenis & definitie

Peloponnesische oorlog - (431–404) wordt de oorlog genoemd, dien de Spartanen met hunne bondgenooten, meest peloponnesische staten, tegen Athene voerden, om een einde te maken aan de zich sedert de perzische oorlogen steeds meer en meer uitbreidende macht van dien staat. De naaste aanleiding tot den oorlog was, dat de Corinthiërs, die met de Corcyraeërs in oorlog waren over Epidamnus, de Atheners als bondgenooten der Corcyraeërs tegenover zich vonden. Daarin zagen zij een vredebreuk, zij ondersteunden de Potidaeërs, die in hetzelfde jaar

(432) van Athene afvielen en drongen bij eene bondsvergadering te Sparta op oorlog aan. Ofschoon koning Archidāmus tegen overijling waarschuwde en Pericles voorstelde alle geschillen door een scheidsgerecht te laten beslissen, werd tot den oorlog besloten, indien Athene de gestelde eischen niet inwilligde. Deze eischen, gedurende de onderhandelingen nu en dan veranderd, bevatten eindelijk niet minder dan de vrijheid en autonomie van alle grieksche staten, m. a. w. het opgeven van de atheensche hegemonie. Op raad van Pericles werd dit geweigerd en tot den oorlog besloten. De eerste periode wordt de archidamische oorlog (431–421) genoemd, naar koning Archidāmus, die bijna ieder jaar met een leger in Attica viel om het land te verwoesten. Van hun kant plunderden de Atheners de kusten van de Peloponnēsus. Athene heeft in het tweede en derde jaar van den oorlog veel te lijden door eene verschrikkelijke pest, de bondgenooten blijven over het geheel trouw, alleen Mytilēne valt af, het wordt echter door Paches tot overgave gedwongen en wreed gestraft (428). Van atheensche zijde onderscheidden zich in dit tijdperk: Pericles, die echter reeds in 429 stierf, Demosthenes, Nicias, Cleon, van spartaansche zijde Brasidas. Nadat in den slag bij Amphipolis (422) zoowel Brasidas als Cleon gesneuveld waren, kreeg in beide staten de vredespartij meer invloed en werd een vrede gesloten, waarbij alles ongeveer zoude blijven zooals het voor den oorlog geweest was. Met dezen zoogenaamden vrede van Nicias begint echter eigenlijk een tweede tijdperk van den oorlog (421–413).

De bondgenooten der Spartanen, ontevreden over de vredesvoorwaarden, beletten op allerlei wijzen de uitvoering er van, en de Atheners, hierdoor verbitterd, zochten van die ontevredenheid gebruik te maken om zich in de Peloponnesus zelve bondgenooten tegen Sparta te verwerven. Dit gelukte hen met Argos, Elis en Mantinēa, en in 417 verloor dit bondgenootschap bij Mantinea een grooten slag tegen de Spartanen onder Agis I; mettertijd sloten echter alle peloponnesische staten zich weder bij Sparta aan, behalve Argos. Op Sicilië leden de Atheners ontzaglijke verliezen tegen de Syracusanen, die door een spartaansch leger onder Gylippus werden bijgestaan, en nog voordat zij daar de beslissende nederlaag geleden hadden (413), was ook in Griekenland de oorlog weder uitgebroken. Zoowel het bondgenootschap met Argos als de tocht naar Sicilië was voornamelijk het werk geweest van Alcibiades, die ook in het derde tijdperk, den deceleïschen oorlog (413–404), een belangrijke rol speelde. De Spartanen bezetten Decelēa, stellen zich in betrekking met Tissaphernes en verplaatsen den oorlog grootendeels naar Azië. De atheensche vloten behalen verscheiden overwinningen (Abȳdus, 411, Cyzicus, 410, Arginūsae, 406), maar de Spartanen, door Pharnabāzus en vooral door Cyrus met geld ondersteund, herstellen telkens de geleden verliezen; als daarentegen de atheensche vloot bij Aegospotami door Lysander genomen wordt (405), zijn de hulpmiddelen der Atheners uitgeput, alle bondgenooten vallen af, de stad wordt vier maanden door Lysander en Agis belegerd en wordt eindelijk door honger gedwongen zich over te geven (404). De lange muren worden geslecht, de schepen uitgeleverd, de verbannenen komen terug en 30 mannen worden gekozen om eene nieuwe staatsregeling te ontwerpen.

< >