Orīon - Ὠρίων, 1) zoon van Hyrieus of Poseidon, of
v. a. uit de aarde geboren. Hij was een geweldig jager, buitengewoon schoon, en zoo groot dat zijn hoofd ver boven de wolken reikte en hij veilig door het diepste der zee konde gaan. De Pleiaden vervolgde hij zeven jaar, totdat Zeus ze uit medelijden onder de sterren opnam. Op Chius werd hij door Oenopion, wiens dochter Merope hij onteerd had, dronken en vervolgens blind gemaakt; op raad van Hephaestus begaf hij zich toen naar het paleis van Helios, waar hij zijn gezicht terugkreeg; hij keerde naar Chius terug om zich op Oenopion te wreken, maar deze hield zich onder de aarde verborgen. Later werd Eos op hem verliefd, zij ontvoerde hem naar Delus, maar dit verwekte bij de goden zooveel ergernis, dat zij aan Artemis last gaven hem te dooden.—V. a. doodde Artemis hem, omdat hij haar of de nimf Upis met zijne liefde vervolgde, of omdat hij beweerd had beter den discus te kunnen werpen dan zij. V.a. werd hij gedood door de steken van een schorpioen, dien Gaea op hem had afgezonden, omdat hij gezegd had, dat hij al het wild van de aarde zou uitroeien.—Hij werd in volle wapenrusting aan den sterrenhemel geplaatst.—2) van Thebe in Aegypte, schrijver van een etymologisch werk en van een bloemlezing van spreuken uit oude grieksche dichters; hij leefde waarschijnlijk in het midden der 5de eeuw na C.