Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 11-06-2019

Noricum

betekenis & definitie

Noricum - Νωρικόν, sedert 16 een der rom. Donau- provinciën, tusschen den Donau en de Alpen, van den Aenus (Inn) af tot aan den mons Cetius (Wienerwald) bij Vindobōna (Weenen). De inwoners, Taurisci, van celtischen stam, waren een nijver volk en dreven over Aquileia een niet onbelangrijken handel met Italia.

De bodem was rijk aan metalen; het norische staal en de wapenfabrieken van Lauriacum (Lorch, aan den Donau) waren vermaard. Ook veeteelt en zoutwinning waren bronnen van bestaan. In de jaren 15–13 werden al de gewesten tusschen Alpen en Donau tot rom. provinciën gemaakt.

< >