Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 11-06-2019

Ninus (stad)

betekenis & definitie

Ninus - Νίνος, hoofdst. van het oud-assyrische rijk, ook Niniveh geheeten, aan den rechteroever van den Tigris gelegen, tegenover de tegenw. stad Mossoel. De stichting wordt toegeschreven aan Ninus en Semiramis; in 606 werd het door Cyaxares en Nabopolassar, koningen van Medië en Babylonië, in den opstand tegen het assyrische rijk ingenomen en verwoest. De Grieken hebben het dus nooit gekend (zie Μέσπιλα), en hoewel Niniveh ongetwijfeld groot en sterk is geweest, zijn toch waarschijnlijk de berichten overdreven, die er eene stad van 480 stadiën (16 uren gaans, evenals Babylon) in omtrek van maken.

Er bleef in verloop van tijd van Niniveh geen spoor over (in den keizertijd wordt de stad echter wederom vermeld), totdat in 1843 na C. de fransche consul te Mossoel, de heer Botta, en van 1845 tot ’47 de Engelschman Layard door opgravingen in den omtrek van Mossoel, Khorsabad en Nimroed een schat van bouw- en kunstwerken aan het licht brachten met allerbelangrijkste opschriften in spijkerschrift, waardoor de oud-assyrische geschiedenis voor een aanzienlijk gedeelte ontsluierd is. Niniveh bestond, zooals uit de opgravingen is gebleken uit drie steden, die dicht bijeen lagen, 1º. het eigenlijke Niniveh, het Mespila van Xenophon; 2º. Kalach—het Larissa door Xenophon genoemd, tgw.

Nimroed; 3º. een stad ten N. van Niniveh, Dur-Sarrakin geheeten.

< >