Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 11-06-2019

Nicomachus

betekenis & definitie

Nicomachus - Νικόμαχος, 1) zoon van Machāon en Anticlēa, regeerde met zijn broeder Gorgasus over Pherae. Beiden waren ook bekwame geneesheeren en kregen als zoodanig na hun dood een tempel, waar zij als heroën vereerd werden.—2) schrijver (γραμματεύς) te Athene, wien tegen het einde van den peloponnesischen oorlog werd opgedragen een duidelijk of verbeterd afschrift van de wetten van Solon te maken. Wegens misbruiken, in die betrekking gepleegd, werd hij later aangeklaagd door iemand, voor wien Lysias de pleitrede schreef.—3) van Stagīra, lijfarts van Amyntas II, vader van Aristoteles; ook een zoon van Aristoteles heette N.—4) treurspeldichter, die eens in den tragischen wedstrijd eene overwinning op Euripides behaalde.—5) van Thebe, beroemd schilder op het einde der vierde eeuw, zoon en leerling van Aristodēmus.

Sommige van zijne werken werden later naar Rome overgebracht.—6) van Gerasa, wiskundige omstreeks 100 na C., van wien nog een werk over rekenkunde en een over muziek bestaan. Hij hield zich ook met wijsbegeerte bezig en was een aanhanger der nieuw-pythagoreïsche school.

< >