Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 11-06-2019

Narcissus

betekenis & definitie

Narcissus - Νάρκισσος, 1) zoon van Cephissus en Liriope, een buitengewoon schoon jongeling. Hij was volstrekt ongevoelig voor liefde en deed door zijne hardvochtigheid de schoone Echo, die hem beminde, wegkwijnen; maar Nemesis liet hem tot straf hiervoor zijn eigen beeld in het water zien en op zichzelven verliefd worden, zoodat hij van ijdel verlangen verteerde; uit medelijden veranderden de goden hem in een narcis.—2) vrijgelatene en secretaris (ab epistulis) van keizer Claudius, op wien hij bijna onbeperkten invloed had, waarvan hij dikwijls in zijn eigen belang gebruik maakte. Hij was overigens een zeer bekwaam man.

Hij veroorzaakte den val van Messalīna, maar werd later door Agrippīna uit Rome verwijderd en kort daarna vermoord.—3) gladiator, die keizer Commodus in het bad wurgde; onder Didius Iuliānus werd hij met de andere moordenaars van Commodus ter dood gebracht.

< >