Munatii - plebejisch geslacht, dat eerst tegen het einde der rom. republiek naam maakte. 1) L. Munatius Plancus, vriend en legaat van Caesar in Gallia, een man, schijnbaar van verzoenende gezindheid, die na Caesars dood zich bij Antonius en Lepidus aansloot, doch voor de moordenaars amnestie bepleitte. Toch was het de zucht om uit eigenbelang alle partijen te vriend te hebben, die hem dreef, en de vrees zichzelf te benadeelen maakte hem veeltijds besluiteloos.
In 44 en 43 bestuurde hij Gallia comata en stichtte toen Rauraca, later Augusta Rauracorum geheeten, en Lugdunum (no. 1). In 42 was hij consul, in 40 voor Antonius landvoogd van Syria, waar hij afpersingen pleegde; vervolgens liep hij tot Octaviānus over, voor wien hij later den titel Augustus bedacht. Zijn bijzonder leven was ver van smetteloos.
Horatius wijdde hem een ode.—2) Cn. Munatius Plancus, broeder van no. 1, diende eerst onder Caesar en later onder zijn broeder, doch moest wegens ziekte naar huis terugkeeren.—3) T. Munatius Plancus Bursa, broeder van no. 1 en 2, volkstribuun in 52, ijverde voor Clodius en tegen Milo.
Daarom trad Cicero als aanklager tegen hem op en hij werd veroordeeld.
Later werd hij door Caesar teruggeroepen. In den Mutinensischen oorlog diende hij onder Antonius.—4) L.
Plautius Plancus, door een Plautius geadopteerd, broeder der drie vorigen, kwam om bij de vogelvrijverklaringen onder het tweede driemanschap.