Masinissa - Μασ(σ)ανάσσης, koning der Massylii in
O. Numidia, zoon van koning Gala, was te Carthago opgevoed en met de grieksche en rom. letterkunde bekend geworden. In het begin van den tweeden punischen oorlog was hij met hart en ziel aan de zijde van Carthago, waartoe zijne verloving met Sophonisbe, dochter van Hasdrubal, den zoon van Gisco, veel bijdroeg. Daarentegen was Syphax, koning der Massaesylii in W. Numidia, met de Rom. verbonden. Masinissa streed onder Hasdrubal, Hamilcars zoon, in Hispania tegen den rom. veldheer Scipio. De Carthagers zochten ook Syphax voor zich te winnen, hetgeen hun ook gelukte door hem de schoone Sophonisbe, Masinissa’s verloofde, tot vrouw te geven. Inmiddels had Scipio na zijne overwinning bij Baecula (210) onderhandelingen met M. aangeknoopt, en had deze met de hem
eigene schranderheid den staat van zaken doorzien, en begrepen dat de vriendschap van Rome voor hem voordeeliger zou wezen dan de overheersching door Carthago, welks zaken hij ook achteruit zag gaan. Het verlies zijner hartstochtelijk beminde Sophonisbe vervulde hem met bitteren haat jegens Carthago. Ondertusschen was zijn vader gestorven, diens opvolger en neef Capusa door een overweldiger Mezetūlus vermoord, en toen M. naar zijn vaderland terugkeerde, had hij met Mezetūlus, Syphax en de Carthagers te kampen en moest zich als gejaagd wild in eene grot in het gebergte schuil houden. Evenwel, de kans keerde; hij herwon een gedeelte van zijn erfland, en toen Scipio in 204 in Africa landde, verbond hij zich met hem. Syphax werd tweemaal verslagen en moest zich gevangen geven; in M’s handen viel ook Sophonisbe. Om deze voor rom. gevangenschap te behoeden, wilde
L. haar tot vrouw nemen, doch toen Scipio haar zonder genade opeischte, liet M. haar den gifbeker drinken. Na den slag bij Zama kreeg M. het grootste gedeelte van Syphax’ rijk en regeerde nog ruim eene halve eeuw, tot 149. Daar de grenzen tusschen zijn gebied en dat van Carthago niet nauwkeurig bepaald waren, vond hij gelegenheid de Carthagers bij herhaling met allerlei eischen en strooptochten lastig te vallen, wat door de Rom., niettegenstaande Carthago’s billijke klachten, niet werd tegengegaan. Eindelijk greep de verbitterde stad zelve naar de wapenen (149), waardoor de derde punische oorlog ontbrandde.