Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 12-06-2019

Lycia

betekenis & definitie

Lycia - Λυκία, vruchtbaar landschap op de Zuidkust van Asia minor, waarvan de bewoners bij Homerus als bondgenooten der Trojanen voorkomen. Als bewoners komen nog voor: de Milyers, wier naam nog in het N.O. deel, Milyas, is blijven voortleven, en de Solymers, aan den berg Climax (z. a.) of Solyma (= trap), die als vijanden der Lyciërs voorkomen. De eigenlijke Lyciërs, Λύκιοι, die in het dal van den Xanthus wonen, noemden zich oudtijds Termilers, Τερμίλαι, Τερμιλῆς.

Zij zijn van indo- germaanschen stam, met een eigenaardige beschaving. Beroemd zijn de lycische rotsgraven. De grieksche taal is er vroeg doorgedrongen.

Lycia wist zijne vrijheid tegen de Lydiërs te verdedigen, doch moest voor de Perzen bukken. Later maakte het deel uit van het attische zeeverbond. Het was toen eene republiek, uit 23 bondsgemeenten bestaande (Λυκίων τὸ κοινόν of τὸ κοινόν Λυκίων ἔθνος).

De zetel van het bestuur was Xanthus, aan de gelijknamige rivier.

Deze staatsvorm bleef, ook onder macedonische en syrische opperheerschappij bestaan tot in 188, toen de Rom. het gewest aan Rhodus wegschonken. In 167 werd Lycia weder vrij verklaard (z.

Rhodus); in 43 na C. werd het met Pamphylia tot ééne romeinsche provincie gemaakt, waarvan Myra de hoofdstad werd. In Lycia behoort het monster Chimaera te huis, welke mythe ontleend is aan den vulkaan Chimaera aan de Oostkust.

< >