Lycāon - Λυκάων, 1) zoon van Pelasgus en Meliboea of Cyllēne, koning van Arcadië. Hij en zijne 50 zonen waren berucht wegens hun snoodheid en overmoed. Toen Zeus de aarde bezocht om zich van de boosheid der menschen te overtuigen,
noodigden zij hem aan hunne tafel en zetten hem de ingewanden van een knaap voor, dien zij geslacht hadden. Zeus wierp echter de tafel omver en doodde L. met al zijne zonen door den bliksem of veranderde hen in wolven, alleen de jongste, Nyctimus, werd door Gaea gered, vgl. Arcas.—V.
s. was het deze gruweldaad, die Zeus bewoog tot het zenden van den grooten vloed van Deucalion.—2) soms = Arcas, kleinzoon van den vorigen.—3) zoon van Priamus en Laothoë, door Achilles gedood.—4) koning van Lycië, vader van Pandarus.