Lictōres - . De magistraten, die het imperium hadden, hadden lictoren in dienst, die de fasces of roedenbundels voor hen uit droegen. Een consul had er 12, een praetor binnen Rome 2, buiten de stad 6. De dictator had er 24, de magister equitum 6.
Wanneer er een dictator benoemd was, hadden de consuls, althans binnen Rome, geene lictoren. De lictoren van deze soort vormden 3 decuriae, elk van 24 man. Een andere soort waren de lictores curiati, de 30 boden der 30 curiën.
Zij maakten ééne decurie uit. De flamen Dialis en de vestaalsche maagden hadden ook ieder een lictor, die echter evenmin als de curiaatlictoren een roedenbundel droeg. De lictoren van een overheidspersoon gingen één voor één; hij, die het meeste vertrouwen genoot, was de achterste in de rij en dus het dichtst bij den magistraat (lictor proximus).
Het was een vast gebruik, dat, wanneer de magistraat in het openbaar met iemand sprak, deze lictor altijd tusschen beiden in bleef staan.