Leonidas - Λεωνίδας, -δης, 1) zoon van Anaxandridas, koning van Sparta, opvolger van zijn broeder Cleomenes I. Met een leger van ruim 6000 man, waaronder 300 Spartanen waren, verdedigde hij den doortocht der Thermopylae tegen het onmetelijke leger van Xerxes. Toen Xerxes, na vier dagen gewacht te hebben, eindelijk een aanval beproefde, werd hij op twee achtereenvolgende dagen met groot verlies teruggeslagen, en zelfs toen hij door het verraad van Ephialtes het leger der Grieken in den rug viel, wilde Leonidas niet terugtrekken; hij zond de ontmoedigde bondgenooten weg, en bleef de verdediging volhouden met zijne 300 Spartanen, 700 Thespiërs, die vrijwillig gebleven waren, en 400 verdachte Thebanen, die hij gedwongen had te blijven.
De Thebanen liepen zoo spoedig mogelijk over, de Spartanen en Thespiërs sneuvelden tot den laatsten man (Juli 480). Xerxes liet het lijk van L. onthoofden en kruisigen, bij de Grieken bleef de nagedachtenis aan hem en de zijnen in liederen en gedenkteekenen bewaard.—2) L. II, koning van Sparta, ambtgenoot van Agis III (z.a.).—3) twee grieksche epigrammendichters, van wie gedichten in de grieksche anthologie zijn opgenomen, de eene, uit Tarentum, was een tijdgenoot van koning Pyrrhus van Epirus, de andere, uit Alexandrië, was een tijdgenoot van keizer Nero.—4) leermeester van Cicero’s zoon te Athene.—5) van Anthedon, schilder uit de vierde eeuw, leerling van Euphrānor.