Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Horatii

betekenis & definitie

Horatii - een patricisch geslacht. 1) De drie gebroeders, die, volgens het verhaal, onder de regeering van Tullus Hostilius den oorlog met Alba Longa beslechtten door een strijd met de drie Curiatii, en waarvan de eenig overgeblevene zijne zuster zou hebben neergestooten, omdat zij haren bruidegom, een der gesneuvelde Curiatii, beweende. V. s. is dit hoog poëtische verhaal aan een fabula praetexta van Ennius ontleend.—2) M. Horatius Pulvillus, een der consuls uit het eerste jaar der rom. republiek; hij wijdde den tempel van Jupiter Capitolīnus.—3) P.

Horatius Cocles (de éénoogige) verdedigde de houten paalbrug over den Tiber tegen de aandringende soldaten van Porsēna, totdat zijne medeburgers de brug achter hem hadden afgebroken. Toen sprong hij in de rivier en kwam behouden in de stad terug, in weerwil eener hagelbui van pijlen. Zijne medeburgers richtten voor hem een standbeeld op en schonken hem zooveel land, als hij in een dag kon omploegen.—4) C.

Horatius Pulvillus, consul in 477, sloeg de aanvallen der Volscen en Etruscers af, die Rome bijna hadden vermeesterd. In 457 was hij andermaal consul en overwon toen de Aequers.—5) M. Horatius Barbātus, consul in 449, herstelde met zijn ambtgenoot L.

Valerius Poplicola wat de tienmannen bedorven hadden, verzoende de beide standen te Rome, bracht de beroemde leges Horatiae Valeriae (z.a.) tot stand, en behaalde eene groote overwinning op de Sabijnen.—6) Niet tot deze gens behoorde de beroemde dichter Q.

Horatius Flaccus, de zoon van een vrijgelatene, geboren te Venusia in het jaar 65. Zijn vader zorgde met den meesten ijver voor zijne opvoeding en ging te Rome wonen, om zijn zoon de beste meesters te kunnen geven.

Op zijn negentiende jaar ging H. te Athene zijne studiën voltooien. In 44 was hij krijgstribuun in het leger van Brutus en deelde in de nederlaag bij Philippi. In dezen burgeroorlog verloor hij zijn vaderlijk erfgoed, zoodat hij als scriba zijn brood moest verdienen.

Doch de dichters Varius en Vergilius bevalen hem bij Maecēnas aan, die hem bij zich ontbood (38), en hem wel eerst na 9 maanden opnieuw tot zich riep, maar hem toen ook in den kring zijner vrienden opnam, waarvan hij spoedig een onmisbaar lid werd. Van Maecenas kreeg hij (33) een klein landgoed, het Sabīnum bij Tibur, ten geschenke, dat zijn geliefkoosd verblijf werd.

Hij stierf, kort na Maecenas, in het jaar 8, ongehuwd.

Horatius bracht als lierdichter het eerst grieksche maten van de oude Grieksche dichters op latijnschen bodem over. Zijne levensrichting was over het algemeen de epicureïsche; gaarne genoot hij het goede; toch kon hij ook sober en eenvoudig leven en zich naarde omstandigheden schikken als de beste stoicijn. In het staatkundige was de slag hij Philippi het graf zijner idealen geweest, in Octaviānus zag hij voortaan den man, die den lang gehoopten vrede aan de wereld zou schenken. Wij bezitten van hem: Carmina of Odae (4 boeken), Epodon liber (z. Epodus no. 3), het Carmen saeculare, Satirae (2 boeken), Epistulae (2 boeken), waarvan de beroemdste de Epistula ad Pisones of Ars poetica.

< >