Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Hestia

betekenis & definitie

Hestia - Ἑστία, Ἱστίη, Vesta, dochter van Cronus en Rhea, godin van den huiselijken haard. Poseidon en Apollo hadden om hare hand gedongen, maar zij had gezworen eeuwig maagd te blijven, en had daarvoor van Zeus de gunst verworven, dat zij aan ieder offer aandeel zou hebben, in ieder huis als beschermende godin vereerd zou worden. De haard, het middelpunt van het huiselijk leven, en volgens oud gebruik het altaar der familie, was haar heiligdom, waar de huisvader haar bij iedere gewichtige gebeurtenis offers bracht.

Voor zoo heilig werd deze plaats gehouden, dat smeekelingen en vervolgden daar een veilige wijkplaats vonden, en dat men zwoer bij Zeus, de gastvrije tafel en den huiselijken haard; vandaar dat smeekelingen en de heiligheid van den eed onder bescherming van Zeus en Hestia stonden. De staat, als een groot huisgezin beschouwd, had ook zijn gemeenschappelijken haard in het prytanēum waar ter eere der godin (Πρυτανῖτις) een eeuwig vuur onderhouden werd; bij hetuitzenden van volkplantingen wordt van dit vuur medegegeven, om daarmede het vuur op haar altaar in de nieuwe stad te ontsteken.—Eigen tempels had zij weinig, maar in vele tempels van andere goden had zij een afzonderlijk altaar, bovendien werden haar bij het begin en het einde van ieder bizonder plechtig offermaal plengoffers gebracht. Men offerde haar eerstelingen der vruchten, jonge koeien, enz. Zij wordt afgebeeld met ernstige en waardige gelaatstrekken, in een eenvoudig sluitend kleed.

< >