Gorgias - Γοργίας, 1) van Leontīni, kwam reeds tamelijk bejaard (hij was ± 483 geboren) in 427 als gezant naar Athene, en trok daar zeer de aandacht door zijne kunstige en sierlijke redevoeringen. Kort daarna deed hij een reis door Griekenland, en verwierf overal door zijne openbare redevoeringen (ἐπιδείξεις) en door zijn onderwijs in de redekunst, roem en geld. Hij stierf te Larissa in Thessalië, geruimen tijd na Socrates, misschien eerst 375.
Hij was een der eerste sophisten en hield zich ook met wijsbegeerte bezig; in zijn werk περὶ τοῦ μὴ ὄντος ἤ περὶ φύσεως komt hij tot het besluit dat niets in werkelijkheid bestaat, dat men, al bestond er iets, het toch niet zou kunnen leeren kennen, en dat men, al ware ook dit zoo, zijne kennis toch niet aan anderen zou kunnen mededeelen. De welsprekendheid kan dus volgens hem niet dienen tot het verkondigen van een waarheid, die niet bestaat of althans niet te vinden is, maar is het werktuig om persoonlijke meeningen, juist of onjuist, ingang te doen vinden. Hij is de schepper van de Grieksche woordkunst, en van de verschillende redefiguren (Γοργίεια σχήματα); er zijn nog twee redevoeringen van hem over, Ἑλένης ἐγκώμιον en Παλαμήδης, die lang voor onecht zijn gehouden.—2) atheensch rhetor, gedurende eenigen tijd leermeester van Cicero’s zoon, schrijver van een werk over rhetorische figuren, waarvan een latijnsch uittreksel van Rutilius Lupus bestaat.