Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Gordius, -ias

betekenis & definitie

Gordius, -ias - Γόρδιος, Γορδίας, een phrygisch landbouwer, op wiens ploeg zich eens een arend zette, wat verklaard werd als een teeken dat hij eenmaal de koninklijke waardigheid zou verkrijgen. Toen kort daarna de Phrygiërs bij binnenlandsche onlusten het orakel om raad vroegen, werd hun bevolen hem tot koning te kiezen, dien zij zouden ontmoeten, terwijl hij op een wagen naar den tempel van Zeus reed. G. was de eerste, die aan deze voorwaarde voldeed, hij werd tot koning uitgeroepen en werd de stamvader van een nieuw vorstenhuis.

Hij bouwde de stad Gordium, die residentiestad bleef, en wijdde daar den wagen, waarop hij gezeten was toen hij tot koning werd uitgeroepen, en waaraan de kunstig gelegde gordiaansche knoop was, die volgens een orakel door een toekomstig beheerscher der wereld zou losgemaakt worden, en dien Alexander de G. doorhakte.

< >