Gordiānus - naam van drie rom. keizers, vader, zoon en kleinzoon. 1) en 2) M. Antonius Gordianus Africanus, vader en zoon. In 235 na C. was keizer Alexander Sevērus gedood in een opstand onder den ruwen krijgsman Maximīnus, die zich van het gezag meester maakte.
Tegen hem riep het leger in 238 in Africa den ouden, tachtigjarigen Gordianus als keizer uit, een rijk, beschaafd man, verwant met de Antonijnen, en niet alleen als proconsul in Africa, maar ook in Italia en te Rome algemeen geacht. Hij nam zijn zoon tot mederegent aan; doch deze sneuvelde reeds na twee maanden in een slag tegen den stadhouder van Numidia, waarop ook de vader zich het leven benam.—3)L. Antonius Gordianus Pius Felix was van moederszijde een kleinzoon van no. 1. Na den dood van zijn oom en zijn grootvader, waren door den senaat M. Clodius Pupiēnus Maximus en D. Caelius Calvīnus Balbīnus tot keizers uitgeroepen, terwijl de jonge Gordianus, 13 jaren oud, op verlangen des volks den titel van Caesar kreeg. In dezen tijd beginnen de invallen der Gothen met de verwoesting van de stad Istrus in Maesia Inferior. Nog in het zelfde jaar 238 werden Pupienus en Balbinus door de praetorianen omgebracht en Gordianus tot Augustus uitgeroepen. Door de wijze raadgevingen van zijn minister Timesitheus, die ook zijn schoonvader werd, regeerde hij 6 jaren niet zonder geluk, tot hij in het begin van 244 op een veldtocht tegen Sapōres van Perzië aan den Euphraat dicht bij Circesium door zijn praefectus praetorio, M. Julius Philippus, vermoord werd, die daarop tot Augustus werd uitgeroepen.