Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Gelo

betekenis & definitie

Gelo - Γέλων, van Gela, zoon van Dinomenes, bevelhebber der ruiterij onder Hippocrates, regeerde sedert diens dood (491) over zijne vaderstad. Toen de aristocraten van Syracuse, door het volk verdreven, zijne hulp inriepen, bracht hij hen terug en maakte hij zich van de regeering over die stad meester (485), terwijl hij Gela aan zijn broeder overliet. Hij verplaatste inwoners van Camarīna, Gela en Megara naar Syracuse, breidde zijne heerschappij binnen korten tijd over bijna geheel Sicilië uit, en kreeg zulk een groote macht, dat hij in den perzischen oorlog op het opperbevel over de Grieken aanspraak maakte.

Hijzelf werd echter in dienzelfden tijd door de Carthagers aangevallen, doch behaalde met zijn bondgenoot Theron van Agrigentum in 480 bij de Himera een schitterende overwinning op het carthaagsche leger onder Hamilcar. Hij stierf in 478 na eene gematigde, gelukkige en vreedzame regeering, en werd na zijn dood als heros vereerd.

< >