Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Eros

betekenis & definitie

Eros - Ἔρως, de god der liefde, volgens sommige dichters de oudste der goden, die de stof bezielt met eene neiging tot vereeniging en daardoor

eigenlijk voor den schepper der wereld gehouden moet worden. Gewoonlijk wordt hij echter meer beschouwd als de god der liefde tusschen menschen, in die hoedanigheid geeft men hem tot vader Zeus, Ares, Hermes, Hephaestus e. a., tot moeder Artemis, Iris, maar meestal Aphrodīte. Hij komt dan ook het meest voor in gezelschap van deze en is het werktuig, waardoor zij den menschen hare macht laat gevoelen; dikwijls volgt hij echter ook zijn eigen luimen en verschoont dan zelfs zijn eigen moeder niet. Dartel en niets ontziende treft hij goden en menschen met zijne pijlen, van welke de scherpe liefde verwekken, de stompe juist voor liefde ongevoelig maken. Ook de liefde en vriendschap tusschen mannen en jongelingen wordt door hem beschermd, daarom is hem bijv. de heilige schaar der Thebanen gewijd, en vereerden de Atheners hem als den god, die door Harmodius en Aristogiton de bevrijding hunner stad bewerkt had.

De roos en de duif zijn hem gewijd.—Hij wordt afgebeeld als een schoone knaap, later als een bevallig, meest gevleugeld kind, met boog, pijlen en fakkel. Dikwijls wordt hij vergezeld door de Chariten, Muzen e. dgl., soms ook door met hem gelijksoortige wezens, die men Erōtes noemt en waarvan sommige een afzonderlijken naam dragen, als Pothos, Himeros, enz.—De Romeinen geven hem den naam Amor of Cupīdo.—Zie ook Psyche.

< >