Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Epēus

betekenis & definitie

Epēus - Ἐπειός, 1) zoon van Endymion, was overwinnaar in den wedloop, dien hij op bevel van zijn vader te Olympia met zijne broeders hield, en kreeg daardoor de regeering over Elis.—2) zoon van Panopeus, van een van de Cycladen, een van de strijders tegen Troje, beteekende weinig als krijgsman, maar was beroemd als vuistvechter en als maker van het houten paard van Troje. In latere verhalen wordt hij als verachtelijk laf voorgesteld;

v. s. zou hij naar Italië gekomen zijn en Pisa en Metapontum gesticht hebben.

Ἔφηβος, jong mensch die den huwbaren leeftijd bereikt heeft, tusschen knaap en man. Te Athene werden de knapen op hun 18de jaar ἔφηβοι, na twee jaar (ἐπὶ διετὲς ἡβήσαντες) dienstplicht als grenswacht (περίπολοι), werden zij op hun 20ste jaar meerderjarig, kregen zij toegang tot de volksvergadering en traden zij in den geregelden krijgsdienst. Het kenteeken der ἔφηβοι is kort geschoren haar, terwijl kinderen en mannen het haar lang dragen.
Ἔφεδρος, degene die, bij een wedstrijd waarvoor zich een oneven aantal mededingers hebben aangegeven, bij de loting geen tegenpartij gekregen heeft, en dus afwacht totdat hij, door het afvallen der overwonnenen, gelegenheid krijgt aan den strijd deel te nemen.

< >