Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Demophoon, -phon

betekenis & definitie

Demophoon, -phon - Δημοφόων, -φῶν, 1) zoon van Celeüs. Toen Demēter bij Celeüs gastvrij ontvangen was, werd haar de zorg voor den kleinen Demophon opgedragen; uit dankbaarheid wilde de godin het kind onsterfelijk maken, waartoe zij hem bij dag met ambrosia zalfde en des nachts in het vuur reinigde. Toen echter Metanīra haar eens des nachts verraste en van schrik luid gilde, zag Demeter in toorn van haar plan af.—2) zoon van Theseus en Phaedra, ging met de Grieken naar Troja, waar hij zijne grootmoeder Aethra (z. a.) bevrijdde.

Op de terugreis verloofde hij zich met Phyllis, dochter van den thracischen koning Sithon; hij ging echter voor het huwelijk naar zijn vaderland, en daar hij over den bepaalden tijd uitbleef hing Phyllis zich op; zij werd in een amandelboom veranderd. Aan Diomēdes, die bij zijne terugkomst van Troja een inval in Attica deed zonder te weten in welk land hij was, ontnam D. het palladium. Hij verdedigde de Heracliden tegen Eurystheus, en regeerde ook nog, toen Orestes in Attica kwam.Δημοποίητοι, vreemdelingen wien het burgerrecht geschonken was. Dit geschiedde, ten minste in vroegere tijden, te Athene hoogst zelden en alleen wegens bizondere verdiensten jegens het volk. Een voorstel om iemand het burgerrecht te verleenen moest in twee opeenvolgende volksvergaderingen aangenomen worden, en in de tweede moesten zich minstens 6000 stemmen bij geheime stemming voor den voorgestelde verklaren. Ook dan nog misten de nieuwe burgers sommige rechten; eerst hunne kinderen, soms hunne kleinkinderen, genoten het burgerrecht in zijn vollen omvang.
Δημόσιοι, z. δήμιοι.

< >