Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Cylon

betekenis & definitie

Cylon - Κύλων, 1) atheensch eupatride, overwinnaar in de olympische spelen (640), schoonzoon van Theagenes, den tyran van Megara. Hij trachtte zich van de alleenheerschappij meester te maken en bezette, door een dubbelzinnig orakel misleid, de acropolis (612), doch kon zich niet staande houden en werd door gebrek aan levensmiddelen gedwongen te vluchten. Zijne aanhangers werden, hoewel hun lijfsbehoud toegezegd was, verraderlijk vermoord, z.

Alcmaeonidae.—2) van Croton, een aanzienlijk man, die aan het hoofd der volkspartij de aristocratische regeering en de aanhangers van Pythagoras (z. a.) verdreef.

< >