Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Columna

betekenis & definitie

Columna - . Hoewel bij verschillende volken der oudheid verschillende vormen van zuilen in gebruik waren, kunnen hier slechts de grieksche en rom. worden besproken, en wel in hoofdtrekken de dorische, ionische en corinthische zuilen. Bij de grieksch-dorische orde rijst de schacht der zuil zonder voetstuk als het ware uit den bodem op; deze schacht is voorzien van ondiepe, aaneensluitende groeven, cannelures geheeten, en bereikt eene hoogte van ongeveer 4,5 à 5 maal hare benedenmiddellijn. Op de schacht rust het bovenstuk of kapiteel, capitulum, κεφάλαιον.

Het onderste deel van dit kapiteel is de hals, ὑποτραχήλιον, een voortzetting der schacht door eene insnijding of een lijstje er van gescheiden, en soms met ringvormige lijnen versierd. Daarop rust de eierlijst, echīnus, ἐχῖνος, en op deze weder de vierkante dekplaat of abacus, ἄβαξ. Op de dekplaten rust dan de draagbalk of architraaf van den bovenbouw.

Bij de rom.- dorische zuil is de schacht meestal glad, en wanneer zij soms gecanneleerd is, zoo strekken de groeven zich toch slechts over het bovenste tweederde deel uit, terwijl het ondereinde glad blijft. Soms rust de zuil op een voetstuk of basement, eene cirkelvormige schijf met bolronde kanten, torus.—De grieksch-ionische zuil bereikt gemiddeld eene hoogte van 8 maal de middellijn der beneden-doorsnede; de schacht rust op een voet van kussens, door holle randen, τρόχιλοι, gescheiden. De cannelures zijn dieper dan bij de dorische zuil, en niet aaneensluitend, maar door smalle, gladde bandjes gescheiden.

Het kapiteel is minder eenvoudig dan het dorische.

De hals is met figuren versierd, evenzoo de eierlijst. Daarop rust een dekstuk als een veerkrachtig kussen, aan weerszijden in spiraalvormige krullen, zoogenaamde voluten, uitloopende.

Dit dekstuk draagt den abacus en deze wederom den architraaf. De rom.-ionische krul mist de welving in het midden en maakt hierdoor niet den indruk van veerkracht, dien de grieksche maakt. Ter verklaring van de grootere slankheid der ionische zuil vergeleken met de dorische diene het volgende: De ionische zuil is oorspronkelijk een binnenzuil geweest, aan de binnenzijde van een gebouw aangebracht, tot schoring van het dak. Ze was dus oorspronkelijk van hout, maar tegen de vochtigheid van den bodem geplaatst op een steenen onderstel, hetgeen de basis dezer zuil verklaart.

Later werd de zuil in steen gecopieerd, en ook aan de buitenzijde aangebracht. De dorische zuil is in den regel van steen geweest, slechts bij het Heraeum te Olympia en bij den ouden tempel te Delphi waren de zuilen van hout.

De zuilen worden om het gebouw aangebracht, en hullen het als het ware in een mantel in; men noemt dit de περίστασις.—De corinthische zuil onderscheidt zich van de ionische door den rijkdom van haar kapiteel, dat in tal van variatiën met bladvormen en vlechtwerken is versierd.

Zie de teekening op blz. 190. Oorspronkelijk waren het acanthusbladeren. Vooral de Rom. hebben dit kapiteel met allerlei versieringen aangewend.

Bij de Grieken is de corinthische zuil op de wijze der ionische gegroefd, bij de Rom. dikwerf glad. Echt rom. is onder al de drie zuilenorden de vierkante voet of plint, die soms vrij hoog is.

< >