Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Cilicia

betekenis & definitie

Cilicia - Κιλικία, landschap in het Z.O. van Asia minor, ten Z. begrensd door de zee en verder ingesloten door den Taurus en den Amānus. Het westelijke deel, bergachtig en boschrijk, werd Cil. aspera, τραχεῖα, geheeten, het oostelijke vlakkere gedeelte Cil. campestris, πεδιάς, ook propria. De bevolking, van syrische afkomst, week voor de grieksche kolonisatie naar de bergen en vormde na den val van het rijk der Seleuciden nog een afzonderlijk staatje in de bergstreken van den Amanus, onder den naam Ἐλευθεροκίλικες.

In de westelijke bergstreken woonden pisidische en isaurische stammen, als stoute zeeroovers berucht, totdat Pompeius in 67 en 66 den zeeroof fnuikte. De hoofdstad van eigenlijk Cilicië was Tarsus. Cilicia was, ook onder de perzische opperheerschappij, een koninkrijk, waarvan de vorsten den naam of titel Syennesis (misschien= edel vorst) voerden. Alexanders verovering maakte hieraan een einde. In 75 werd een klein hoekje in het W. door P. Servilius Vatia tot rom. provincie gemaakt, terwijl het overige later door Pompeius werd veroverd. Als rom. provincie heeft Cilicia in verschillende tijden zeer verschillende grenzen en verschillende indeelingen gehad.

< >