Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Chorus

betekenis & definitie

Chorus - χορός, een zeker aantal personen, die bij godsdienstige feesten reidansen uitvoerden, welke zij door gezang afwisselden. Later werd dit gezang hier en daar afgebroken door alleenspraken en dialogen, en zoo ontstond het drama. In het eigenlijke drama neemt het koor, zonder zelf handelend op te treden, toch aan de handeling deel, en begeleidt de daden der hoofdpersonen met opmerkingen, vermaningen, aansporingen, troostredenen, enz., terwijl het bij

zekere rustpunten in de handeling liederen zingt, die daarmede min of meer in verband staan, en dansen uitvoert. Daarmede geeft het uiting aan de gevoelens, die volgens den dichter het stuk bij den toeschouwer moet opwekken. Het koor bestond in het treurspel uit 12, later uit 15, in het blijspel uit 24 personen. Soms zongen allen met elkander, soms bij beurten grootere of kleinere afdeelingen; gesproken werd slechts door den leider van het koor (χορυφαῖος), of in enkele gevallen door de leiders der beide koorhelften (παραστάται). De plaats van het koor was in de orchestra.

< >