Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Chius, Chios

betekenis & definitie

Chius, Chios - Χίος, thans Scio, groot en machtig eiland op de ionisch-aziatische kust. Als oorspronkelijke bewoners worden Lelegers en Pelasgen genoemd; later is het gekoloniseerd van uit Boeotië en Euboea. In den opstand der Ioniërs tegen de Perzen leverde het honderd schepen.

In 494 door de Perzen onderworpen, bleef het 15 jaar schatplichtig, viel na den slag bij Lade (479) van Perzië af, en werd (477) als zelfstandig lid in het atheensche zeeverbond opgenomen. In 413 valt Chios van Athene af, en nu volgt voor het eiland een periode van oorlog, binnenlandschen strijd en verwoesting. Van 377–357 is het lid van den tweeden attischen zeebond; toen het van dezen bond was afgevallen, werd het weldra afhankelijk van den Cariër Mausōlus.

Het eiland leverde voortreffelijken wijn, mastik, marmer, vijgen en fijne porceleinaarde op. Het was de geboorteplaats van den treurspeldichter Ion, den geschiedschrijver Theopompus en beweerde ook het vaderland van Homerus te zijn. De hoofdstad aan de O.-zijde gelegen, heette ook Chius of Chios.

< >