Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Chersonēsus

betekenis & definitie

Chersonēsus - Χερσόνησος, schiereiland, van χέρσος of χέρρος, vast, en νῆσος, eiland. De meest bekende zijn de volgende: 1) Ch. Thracica, dikwerf kortweg Chersonesus geheeten, het smalle schiereiland tusschen den Hellespont ten O. en den sinus Melas ten W.

De hals van het schiereiland was door een muur van 36 stadiën lengte verdedigd tegen invallen van thracische stammen. Er waren vele grieksche, vooral atheensche koloniën, die eerst onder de Perzen, daarna onder de Macedoniërs, ten laatste onder de Romeinen kwamen. Onder Augustus was de geheele Chersonēsus in het bezit van M.

Vipsanius Agrippa, en na diens dood van Augustus.—Ook een atheensche stad op de Chersonesus heet Chersonesus (of Agora).—2) Ch. Taurica, thans de Krim, waaruit Griekenland veel koren trok. Dit schiereil. werd ook wel Ch.

Scythica of Cimmerica geheeten.

In het Z.W. in de bergen woonden de Tauri; in het vlakke Noorden woonden Scythen. Op kaap Parthenium lag de tempel van Artemis Tauropolos, waar ook menschenoffers plaats vonden (mythe van Iphigenīa en Orestes).

Ook een stad aan de Zuidwestkust der Chersonesus heet Chersonesus, en werd door de inwoners van Heraclēa Taurica gesticht.—3) Ch. Caria, waarvan het westelijk deel Ch. Cnidia of ἀπό Κνίδου, het oostelijk X. τῆς Βυβασσίης heet.—4) Ch.

Thrachēa of Rhodia tegenover Rhodus.—5) Ch. magna, op de kust van Cyrenaïca.—6) Ch. aurea, χρυσῆ, thans Malakka, in Achter-Indië.—7) Ch. Cimbrica, thans Jutland.—8) landtongen: in Argolis naar het N. gekeerd, tegenover Aegīna (hierop lag Methāna); verder: van Athos, bij Sinōpe, bij Carthāgo, enz.

< >