Cephalus - Κέφαλος, 1) zoon van Hermes en Herse of van Deïon en Diomēde, gehuwd met Procris, dochter van Erechtheus. Hij werd, toen hij op jacht was, door Eos geschaakt, maar zijn onweerstaanbaar verlangen naar zijne echtgenoote maakte, dat hij zich met de liefde der godin niet gelukkig gevoelde. Zij liet hem dan ook gaan, maar eerst nadat zij hem wantrouwen tegen Procris had ingeboezemd.
Daarom besloot hij vermomd naar zijne woning terug te keeren en zijne gemalin te beproeven, en ofschoon hij haar eerst nauwelijks konde naderen en zij zeer lang aan zijne verleidelijke aanbiedingen weerstand bood, was zij op het punt toe te geven, toen hij zich bekend maakte. Beschaamd vluchtte zij naar Creta, waar zij van Artemis of Minos een onfeilbare werpspies ten geschenke kreeg en een jachthond, wien niets ontloopen konde. Als jong meisje kwam zij nu bij Ceph. terug, die haar uit begeerte naar de genoemde geschenken zijne liefde beloofde, waarop zij zich op haar beurt bekend maakte.
Hierop volgde een verzoening. Maar door jaloerschheid gedreven, volgde Procris eens haar echtgenoot heimelijk toen hij ter jacht ging, en bij deze gelegenheid werd zij door Ceph. zelf, die tusschen het geboomte een wild dier meende te hooren, met de onfeilbare werpspies gedood. Hij werd daarom door den Areopagus verbannen en hielp later Amphitryo in zijn oorlog tegen de Taphiërs, waarvoor hij het eiland Cephallenia tot belooning ontving.—2) van Syracuse, een rijk en beschaafd man, die zich in447 op raad van Pericles, zijn gastvriend, te Athene vestigde, vader van den redenaar Lysias.