Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Cassii

betekenis & definitie

Cassii - 1) Sp. Cassius Viscellinus, voor zoover bekend de éénige patriciër onder de Cassii, was in 502 consul en hield als zoodanig een triumftocht over de Sabijnen. In 501 (v.a. 498) was hij magister equitum onder den eersten dictator, T.

Larcius Flavus. Toen hij in 493 ten tweeden male consul was, hielp hij, volgens de traditie, de verzoening tot stand brengen tusschen de patriciërs en de uitgeweken plebejers. Hij heeft in dat jaar ook den tempel van Ceres, Liber en Libera in Aventino (z.

Ceres) gewijd. Hij heeft toen ook het bondsverdrag met de Latijnen tot stand gebracht. In 486 was hij ten derden male consul en stelde toen de lex Cassia agraria voor,volgens welke de tot ager publicus gemaakte grond der Hernici zou verdeeld worden onder de behoeftige plebejers en de latijnsche bondgenooten. Deze laatste bijvoeging ontstemde de plebs, en het viel den adel niet moeielijk, Cassius verdacht te maken van naar het koningschap te streven; hij werd ter dood veroordeeld en van de Tarpejische rots geworpen, of volgens eene andere overlevering door zijn eigen vader ter dood gebracht. Het verhaal omtrent de akkerwet is onhistorisch, en is afkomstig uit den tijd na C. Gracchus (123–121) en M. Drusus (91).

Vast staat alleen het feit, dat Cassius wegens het streven naar de heerschappij ter dood gebracht, en zijn huis afgebroken werd. De latere plebejische Cassii zijn als cliënten te beschouwen van de vroegere patricische gens Cassia.—2) Q. Cassius Longīnus bracht als praetor in 167 koning Perseus als gevangene naar de bergvesting Alba Fucentia. Hij stierf als consul in 164.—3) L. Cassius Longinus, kleinzoon van no. 2, bracht in 111 als praetor koning Jugurtha onder vrijgeleide naar Rome als getuige in zake de gepleegde omkoopingen.

Als consul sneuvelde hij in 107 in Aquitanië tegen de Cimbren en de Helvetiërs (de Tigurīni).—4) L. Cassius Longinus Ravilla (= grijsoog), volkstribuun in 137, was de vader der lex Cassia tabellaria. Hij was censor in
125. Als rechter was hij zeer gevreesd, en bekend om zijn: “Cui bono?”—5) L. Cassius Longinus, zoon van no. 4, kenmerkte zich als tegenstander der optimaten en bracht o. a. in 104 als volkstribuun de lex Cassia de senatu tot stand.—6) C. Cassius Longīnus was consul in 171 en censor in 155/4, en wilde een vast theater bouwen; doch P. Scipio Nasīca, die in 155 consul was, belette dit, en een senaatsbesluit van 154 verbood zelfs, de tooneelstukken anders dan staande te aanschouwen.—7) C. Cassius Longinus, consul in 73, hernieuwde de door Sulla gestaakte korenuitdeelingen (lex Cassia Terentia frumentaria). In den zwaardvechtersoorlog werd hij in 72 door Spartacus verslagen.—8) C. Cassius Longinus was quaestor van Crassus, toen deze in 53 tegen de Parthen omkwam, en redde door zijn beleid het overschot van het leger. Hij verdedigde Syria tegen de Parthen en bracht hun in 51 eene groote nederlaag toe. In den strijd tusschen Caesar en Pompeius koos hij de partij van den laatsten en versloeg zelfs Caesars vloot bij Sicilia; doch na den slag bij Pharsālus verzoende hij zich met Caesar, die hem tot zijn legaat aanstelde, zonder hem echter een commando te geven, en hem in 44 de praetuur verschafte. Niettemin stelde Cassius zich met M. Junius Brutus aan het hoofd der samenzwering, die aan Caesar het leven kostte.

Uit de briefwisseling tusschen Cicero en Cassius maakt men op, dat Cicero op de stemming van Cassius, en dus indirekt ook op het moordplan invloed heeft geoefend. Hierop vertrok hij naar de provincie Syria, hem door Caesar voor het volgende jaar toegezegd, verdreef den stadhouder Dolabella, aan wien de senaat Syria had toegewezen, nam bloedige wraak op de aanhangers van Caesar in Asia en trok, met Brutus vereenigd, naar Macedonia, waar beiden, na de nederlaag van Philippi (herfst van 42), zich om het leven lieten brengen. Juist zijn samengaan met den onbeduidenden Brutus schijnt zijn verderf geworden te zijn. Zie Junii no. 9.—9) Q. Cassius Longinus, berucht door zijne afpersingen in Hispania als legaat van Pompeius (54), was een der beide volkstribunen (de andere was Antonius), die 7 Jan. 49 uit Rome naar Caesar vluchtten.

Caesar nam hem mede naar Hispania en liet hem daar achter als propraetor van H. ulterior, waar echter zijne willekeur een oproer onder het leger verwekte. Toen hij nu met zijne geroofde schatten naar Italië wilde oversteken, leed hij aan den mond van den Ibērus schipbreuk en kwam om (begin 47). Hij heeft door zijn optreden Caesar’s zaak zeer benadeeld, en den grond gelegd voor den opstand der Pompeiani, die in den slag bij Munda onderdrukt werd (45).—10) L. Cassius Longinus, broeder van no. 8, was legatus van Caesar in den oorlog tegen Pompeius, doch als broeder van den moordenaar van Caesar was hij bij Antonius verdacht. Deze belette hem dus het bezoek van de senaatszitting van 28 Nov. 44, waarin A. tegen Octaviānus wilde optreden.

Hij ging in 43 naar Azië, maar nam geen deel aan den oorlog, zoodat A. hem in 41 toestond in het vaderland terug te keeren.—11) L. Cassius Longinus, zoon van no. 10, sneuvelde bij Philippi in het leger van zijn oom.—12) L. Cassius Longinus, Cicero’s mededinger naar het consulaat en deelgenoot van Catilina’s samenzwering.—13)
C. Cassius Parmensis (van Parma), een der deelnemers aan Caesars moord, vervolgens legaat van no. 8, vereenigde zich na den slag bij Philippi met Sex. Pompeius, ging na diens dood tot Antonius over en werd na den slag bij Actium op last van Octavianus ter dood gebracht. Hij schreef treurspelen en epigrammen.—14) C. Cassius Longinus, proconsul van Asia 40–41 n. C., stadhouder van Syria onder keizer Claudius tusschen 44 en 49, werd in 65 door Nero verbannen, omdat hij in zijn huis de beeltenis van no. 8 had. Vespasiānus riep hem terug. Hij had grooten naam als rechtsgeleerde.—15) C. Cassius Chaerea, krijgstribuun bij de praetorianen onder Caligula en door dezen beleedigd, was het hoofd

der saamgezworenen, die in 41 na C. den keizer om het leven brachten. De nieuwe keizer Claudius liet Chaerea terstond ter dood brengen.—16) L. Cassius Hemina, annalenschrijver omstreeks 150, schreef, naar het voorbeeld van Cato, in het Latijn.—17) T. Cassius Sevērus, redenaar van grooten naam onder de eerste twee keizers.—18) Cassius Avidius of Avidius Cassius, waarschijnlijk uit Syria afkomstig, streed onder Marcus Aurelius en L. Verus met veel beleid en geluk tegen de Parthen en elders.

Hij veroverde in 163 n. C. Edessa, en joeg de Parthen over den Tigris terug, en zuidelijk trekkende veroverde en verwoestte hij Seleucia en Ctesiphon (164), maar moest later, door honger en pest gedwongen, terugkeeren. In 175 wierp hij zich zelf tot keizer op, doch werd drie maanden later door een zijner onderbevelhebbers vermoord.—19) Cassius Dio, geschiedschrijver, zie Dio Cassius.

< >