Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Carthāgo

betekenis & definitie

Carthāgo - Καρχηδών = Nieuwstad, 1) de beroemde stad in Africa, die met Rome de punische oorlogen (z. a.) heeft gevoerd. De stad was ± 800 door tyrische uitgewekenen gesticht, volgens de sage onder aanvoering van Dido of Elissa, zuster van den dwingeland Pygmalion. De stad lag op een schiereiland, door eene niet breede landengte met het vasteland verbonden.

Zij had twee havens; de grootste diende voor de handelsvloot, de andere, Κώθων (= beker) geheeten, was de oorlogshaven, door 220 scheepskappen omringd. De acropolis der stad heette Byrsa, Βύρσα (= burcht), en lag op een heuvel van 60 meter hoog. Op den top stond de prachtige tempel van Esmûn of Aesculapius.

Aan den burg sloten zich de muren der zoogenaamde oude stad aan, 50 voet hoog en 30 voet breed, verdiepingsgewijze gebouwd, zoodat beneden stalling voor 300 olifanten, daar boven voor 4000 paarden was, en wederom hierboven ruimte voor de soldaten. De hoofdstraten liepen recht op den burg aan en hadden hooge huizen, tot zelfs van zes verdiepingen. Later werd ook de meer noordelijk gelegen voorstad, Megara, Magalia (= hoogte) of Neapolis geheeten, binnen de muren getrokken, en dit gedeelte werd het fraaiste en rijkste der stad, met tempels en prachtige lustverblijven voorzien.

Eene waterleiding, 13 uur gaans lang, voorzag Carthago van water.

Tot aan de 5de eeuw was het vastelandsgebied van Carthago zeer klein. Eerst in de 5de eeuw onderwerpt en onderdrukt het de omliggende libysche stammen, en verkrijgt het de heerschappij over alle phoenicische nederzettingen en faktorijen in het Westen.

Het heeft verscheidene malen getracht Sicilië te veroveren; de eerste poging mislukte in 480 (slag bij de Himera); dan volgen de veldtochten van 409–404, waarbij Selīnus en Himera te gronde gegaan zijn. Dan volgen de oorlogen met Dionysius en de andere tyrannen van Syracusae, en eindelijk de oorlogen met Rome, die aan haar bestaan een einde hebben gemaakt.—Na de verwoesting in 146 bleef de stad in puin liggen, tot C. Sempronius Gracchus er in 121 de colonia Junonia stichtte; deze werd het volgend jaar weer opgeheven, maar de coloni mochten blijven wonen.

Daarop heeft Caesar in 44 er eene nieuwe kolonie Carthago gesticht, die in 29 door Augustus versterkt is. Daarnaast bestond een punische stad Carthago, met een afzonderlijk gemeentebestuur, tot nog onder Augustus beide steden samengroeiden.

Dit nieuwe Carthago, Colonia Iulia Carthago, ontwikkelde zich snel en werd nog grooter dan het oude, zoodat het na Rome en Constantinopel de meest bevolkte stad van het rijk werd.

In 439 na C. werd het de hoofdstad der Vandalen, en na den val van het vandaalsche rijk weder de residentie der oost-rom. stadhouders. De regeeringsvorm van het oude punische Carthago, dat eenmaal 700000 inwoners telde, was oligarchisch. Aan het hoofd der zaken stond een senaat, terwijl de uitvoerende macht aan twee suffeten of rechters was opgedragen.

Volksvergaderingen werden alleen in hoogen nood bijeengeroepen.—2) Carthago in Hispania, tot onderscheiding dikwijls Carthago nova genoemd, thans Carthagena, was ± 228 gesticht door Hasdrubal en werd in 209 door Scipio, den lateren Africānus maior, veroverd en tot rom. kolonie gemaakt. In de nabijheid lag de Campus Spartarius.

< >