Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Caracalla

betekenis & definitie

Caracalla - (M. Aurelius Antonīnus Bassiānus), sedert zijn benoeming tot Caesar in 196 n. C. ook M.

Aurelius Antonīnus geheeten, zoon van keizer Septimius Sevērus en Julia Domna, volgde met zijn broeder P. Septimius Antoninus Geta zijn vader in 211 op. Het leger had beide broeders slechts te zamen als keizers willen erkennen, hoewel reeds bij huns vaders leven een doodelijke haat tusschen hen heerschte.

In 212 stak Caracalla zijn broeder in de armen hunner moeder dood, en veroordeelde den beroemden rechtsgeleerde Papiniānus, die zijne afkeuring te kennen gaf, ook ter dood. Vervolgens trok hij op dolzinnige wijze het rijk door, hier oorlogende (z. Alemanni), daar zijn eigen onderdanen uitplunderende, tot hij eindelijk in 217 door zijn praefectus praetorio Macrīnus te Edessa in Mesopotamia werd omgebracht.

Caracalla gaf in 212 aan het geheele rijk het burgerrecht, ten einde ook in de provinciën de vicesima hereditatum, een successierecht van 5 pct., te kunnen innen en aldus de ontvangsten der keizerlijke schatkist te verhoogen.

De bijnaam Caracalla is ontleend aan het kleedingstuk van dien naam, een gallischen mantel, dien de keizer droeg. Door Caracalla zijn de beroemde Thermae Antoninianae aangelegd, waarvan nog belangrijke ruïnen over zijn (zie Thermae).

< >