Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Bocchus

betekenis & definitie

Bocchus - 1) koning in Mauretania, schoonvader van Jugurtha. Eerst was hij op de hand der Romeinen, tot Jugurtha hem door afstand van grondgebied voor zich won. Toen zijne troepen evenwel door Marius bij herhaling verslagen waren, liet hij zich bewegen zijn schoonzoon aan de Romeinen uit te leveren.—2) Bocchus II regeerde met zijn broeder Bogūdes gezamenlijk over Mauretania.

In den oorlog van Caesar tegen de partij van Pompeius kozen zij Caesars zijde en kregen tot belooning den titel van koningen. Bogudes droeg er later veel toe bij, om Caesar den slag bij Munda te doen winnen. In den strijd tusschen Antonius en Octaviānus koos Bocchus de zijde van dezen, Bogudes die van Antonius.

Bocchus kreeg nu geheel Mauretania, terwijl Bogudes kort na den slag bij Actium sneuvelde. Na Bocchus’ dood (33) werd zijn land eene rom. provincie, maar in 25 werd het aan den jongen Juba afgestaan. (Zie Juba).

< >