Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Arīus

betekenis & definitie

Arīus - omstreeks 260 n. C. in Cyrenaïca geboren, was onder de regeering van Constantijn den Grooten presbyter te Alexandrië en begon in die hoedanigheid een strijd, welke de christelijke kerk in twee vijandige kampen verdeelde. Volgens hem was Christus door den goddelijken wil uit niets geschapen en had alzoo niet van eeuwigheid af bestaan, en was dus niet gelijk aan (ὁμοιος), maar eenswezend (ὁμοιούσιος) met God.

Tegenover hem hielden Alexander, bisschop van Alexandrië, en diens opvolger Athanasius staande, dat Vader en Zoon gelijk waren en beiden van alle eeuwigheid af hadden bestaan. Op het concilie van Nicaea (325 n. C.) werd de leer van Arius veroordeeld en hijzelf uit de kerk gestooten.

De keizer evenwel, gebelgd dat men een vonnis had geveld buiten hem om, en willende toonen, dat hij heer was ook over de kerk, verleende Arius gratie, riep hem later naar Constantinopel en verbande daarentegen Athanasius. Bij eene processie in Constantinopel kwam Arius plotseling op raadselachtige manier om het leven (336 n. C.).

De strijd in de kerk tusschen het Arianisme en de orthodoxe leer werd omstreeks twee eeuwen lang met groote heftigheid gevoerd. De Gothen waren Arianen.

< >