Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Ariston

betekenis & definitie

Ariston - Ἀρίστων, 1) van Chius, stoicijnsch wijsgeer omstreeks 275. Ofschoon hij een leerling van Zeno was, liet hij een groot deel van diens leer als nutteloos vallen; volgens hem bestaat er niets tusschen deugd en ondeugd; de deugd is het hoogste goed, al het andere is den wijze onverschillig. Om hem van zijn naamgenoot te onderscheiden wordt hij soms Σειρήν of Φάλανθος bijgenaamd.—2) van Ceus, volgde omstreeks 226 zijn leermeester Lyco als hoofd der peripatetische school op.

< >