Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Argus

betekenis & definitie

Argus - Ἄργος, 1) zoon van Zeus en Niobe, volgde zijn grootvader Phorōneus als koning van Argos op.—2) zoon van Agēnor, Arestor of Inachus, wiens geheele lichaam met oogen bezaaid was (πανόπτης). Toen Io in eene koe veranderd was, plaatste Hera hem als wachter bij haar, maar Hermes deed hem door zijn fluitspel inslapen en doodde hem daarna. Zijne oogen plaatste Hera daarna in den staart van den pauw.—3) zoon van Phrixus en Chalciope.

Hij keerde uit Aea naar Orchomenus terug en bouwde voor Iāson de Argo.V. a. leed hij met zijne broeders schipbreuk bij het eiland Aretias, waar de Argonauten hen later vonden en medenamen naar Aea.

< >