Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Arcadia

betekenis & definitie

Arcadia - Ἀρκαδία, landschap in het midden der Peloponnēsus gelegen, door bergen omgeven en doorsneden, het grieksche Zwitserland. De inwoners, Arcades, Ἀρκάδες, beschouwden zichzelven als het oudste volk der aarde, ja zelfs als ouder dan de maan (προσέληνοι). De afgesloten ligging van hun land behoedde hen voor vreemde overheersching, daar vooral in het Noorden en Oosten slechts weinige hoofdwegen naar de naburige landschappen voerden.

Het land stond eerst onder koningen, doch loste zich in de zevende eeuw in een aantal kleine republieken op, waarvan Mantinēa, Tegea, Orchomenus de voornaamste zijn. De Arcadiërs waren een vroolijk, krachtig bergvolk, liefhebbers van muziek, doch stonden, wat hunne verstandelijke ontwikkeling betreft, niet hoog aangeschreven, zoodat de uitdrukkingen iuvenis Arcadius, Ἀρκαδικὸν βλάστημα, gebezigd worden voor een onnoozelen hals. Onderlinge naijver en veeten verdeelen hen; vandaar dat de poging van Epaminondas tot stichting eener groote bondsstad Megalopolis op den duur mislukte.

Na den dood van Alex. d. G. voegden zij zich bij het achaeïsch verbond, waarbij zelfs hun landgenoot Philopoemen van 208 tot 183 achtmaal de hoogste waardigheid, die van strateeg, bekleedde.—Arcadia is rijk aan mythen. Het sneeuwgebergte Cyllēne in het N.

O. is bekend als de geboortegrond van Hermes; dicht daarbij vond men het Stymphalische meer, de verblijfplaats der vogels, die Heracles verjoeg, alsmede de Styx.

Op den berg Erymanthus in het N. ving Heracles het groote everzwijn; op den berg Maenalus zetelde Pan. Verder behooren in Arcadia de mythen te huis van Lycāon en van Callisto en haar zoon Arcas.

< >