Aeschylus - Αἰσχύλος, zoon van Euphorion, de eerste der drie groote atheensche treurspeldichters. Hij werd geb. 525, behoorde tot een adellijk geslacht en streed mede bij Marathon, Salamis en Plataeae.
In 477 ging hij, waarschijnlijk op uitnoodiging van Hiero, naar Syracuse, en sedert bracht hij een groot deel van zijn leven op Sicilië door; hij stierf in 456 te Gela. Men meent, dat hij zich niet ongaarne buiten Athene ophield, daar hij zich niet kon schikken in de nieuwe politieke en maatschappelijke toestanden, en zich niet kon vereenigen met de richting, door de bovendrijvende partij in de latere jaren van zijn leven ingeslagen; daarop zou dan ook het verhaal doelen, dat hij eens wegens ontheiliging van de mysteriën zou aangeklaagd zijn.
Hoe dit zij, na zijn dood werd hij als kunstenaar hoog geëerd, zijn standbeeld werd in den schouwburg geplaatst en zijne stukken werden ook na zijn dood menigmaal opgevoerd, terwijl de staat, hoewel waarschijnlijk zonder gevolg, trachtte ze tegen vervalsching te bewaren. Inderdaad was het treurspel, sedert Aesch. niet veel ouder dan 25 jaar voor het eerst als dramatisch dichter was opgetreden, door zijn invloed zoozeer vooruitgegaan, dat men hem niet zonder reden vader en schepper van die dichtsoort genoemd heeft; in ieder geval heeft hij haar de eervolle plaats verschaft, die zij sedert in het openbare leven innam, en den overwegenden invloed, dien zij op de verstandelijke en aesthetische ontwikkeling der Atheners had.
Door het invoeren van een tweeden tooneelspeler maakte hij een dialoog en ten minste een begin van handeling mogelijk, weldra trad de dialoog geheel op den voorgrond, en werden de koorliederen niet slechts in omvang beperkt, maar ook met de handeling in nauw verband gebracht en aan den voortgang er van dienstbaar gemaakt. Ook maakte hij het eerst gebruik van decoraties en machinerieën, terwijl hij door eigenaardige kleeding, schoeisel en maskers aan zijne tooneelspelers een indrukwekkend uiterlijk wist te geven.
Volgens gewoonte trad hij in zijne stukken zelf als tooneelspeler op, bovendien oefende hij (als χοροδιδάσκαλος) zijne koren in zang en dans, en leidde hij de geheele voorbereiding voor de opvoering zijner stukken. Van zijne werken—meer dan 70 titels worden genoemd—zijn 7 bewaard gebleven; het zijn chronologisch gerangschikt de volgende:Supplices Persae (opgevoerd in 472), Septem adversus Thebas, Prometheus vinctus, en de trilogie Agamemnon, Choephoroe, Eumenides, waarmede Aeschylus in 458 den eersten prijs won; zij munten uit door ernst en verhevenheid, de karakters zijn edel en waardig, de taal is daarmede in overeenstemming, en de toestanden zijn zoo gekozen, dat ieders eigenschappen ten volle aan den dag komen; de inhoud wijst overal op de onverbiddelijke heerschappij der goddelijke macht over den mensch.