Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Aemilii

betekenis & definitie

Aemilii - een oud, beroemd, patricisch geslacht, waartoe o. a. de familiën Lepidus, Mamercinus, Paullus, Scaurus, Barbula, Papus behoorden. 1) M. Aemilius Lepidus - zoon van no. 2, bracht door zijn moed veel bij tot het winnen van den slag bij Magnesia (190) tegen Antiochus III van Syrië.—2) M.

Aemilius Lepidus - consul in 187 en 175, censor in 179, streed gelukkig tegen de Liguriërs. Als consul legde hij de via Aemilia, van Ariminum naar Placentia, aan.

Als censor bouwde hij met zijn ambtgenoot M. Fulvius Nobilior (Fulvii no. 11), de basilica Aemilia et Fulvia, die gewoonlijk Aemilia genoemd wordt.

Zijne krachten wijdde hij aan den staat tot zijn dood toe. Twee zoons van hem bekleedden ook het consulaat, in 137 en 126.

Een kleinzoon was—3) M. Aemilius Lepidus - consul in 78, het jaar van Sulla’s dood.

Uit gegronde vrees, dat hij zou pogen, zich van het gezag meester te maken, had de Senaat hem Gallia opgedragen, doch Lepidus verzamelde een leger in Etruria om tegen Rome op te trekken.

Hij werd echter door Pompeius en den consul Q.

Lutatius Catulus (Lutatii no. 5) verslagen en vluchtte naar Sardinia, waar hij in 77 stierf. Zijn onderbevelhebber M.

Perperna week naar Hispania en sloot zich daar bij Sertorius aan.—4) M. Aemilius Lepidus, de bekende drieman, was een zoon van no. 3.

Hij was een aanhanger van Caesar, door wiens toedoen hij in 49 praetor en in 46 Caesars medeconsul werd. Hij bezorgde in 49 aan Caesar de dictatuur en werd zelf in 45 magister equitum. In 44 droeg Caesar hem het kommando op in Hispania citerior en zuidelijk Gallia.

Na Caesars vermoording vereenigde Lepidus zich met Antonius, werd pontifex maximus en in 43 met Antonius en Octavianus lid van het driemanschap, waarbij hij voor zijn deel Africa kreeg. Toen hij echter in 36 Sextus Pompeius uit Sicilia had helpen verdrijven, doch zelf de hand naar dit eiland uitstak, werd hij door zijn leger verlaten en door Octavianus genoodzaakt, zich geheel uit het staatsbestuur terug te trekken; alleen de waardigheid van pontifex maximus behield hij.

Hij leefde nog tot 13 op een landgoed te Circeii, onder bewaking, in eene vermomde gevangenschap.—5) M.

Aemilius Lepidus Porcina, consul in 137, wordt als redenaar geroemd.

Als proconsul van Hispania citerior ondernam hij in 136 tegen den wil des senaats een hoogst onrechtvaardigen oorlog tegen de Vaccaeërs, doch leed een zware nederlaag. In 125 werd hij wegens geldverkwisting door de censoren tot eene boete veroordeeld.—6) Mamercus Aemilius - dictator in 437, 434 en 426.

Uit zijn tweede dictatorschap is de lex Aemilia de censura afkomstig, welke den duur van het censorschap tot achttien maanden beperkte. Zie echter onder Censor.

Uit wraak brachten de eerstvolgende censoren hem onder de aerarii.—7) L. Aemilius Mamercinus Privernas - consul in 341 en 329, dictator 335 en 316.

Zijn bijnaam Privernas had hij te danken aan de inneming der stad Privernum in het gebied der Volscen.—8) M. Aemilius Paullus, consul 302, versloeg bij Thurii den spartaanschen avonturier Cleonymus, die eene landing in Italië beproefde.—9) M.

Aemilius Paullus, consul in 219 en 216, versloeg in 219 Demetrius van Pharus en onderwierp het illyrische kustland.

In 216 verloor hij met zijn ambtgenoot C.

Terentius Varro den noodlottigen slag tegen Hannibal bij Cannae - waarin hij sneuvelde. Hij had den slag ontraden, doch Varro, die op dien dag het opperbevel voerde, luisterde niet naar hem.

Aemilius Paullus viel, omdat hij te hooghartig was om zich door de vlucht te redden. Hierom wordt hij door Horatius magnae animae prodigus genoemd.—10) L.

Aemilius Paullus, zoon van no. 9, tuchtigde in 182 als consul de Liguriërs, en overwon in zijn tweede consulaat, 168, bij Pydna koning Perseus van Macedonië, dien hij gevangen naar Rome medevoerde. Deze oorlog, waarin hij ook Epīrus op vreeselijke wijze verwoestte, verschafte hem den bijnaam Macedonicus.

Hij stortte na den oorlog zooveel geld uit den buit in het aerarium, dat het tributum (z. a.) afgeschaft werd. Hij hield eene schitterende zegepraal te midden van grievend huiselijk leed, daar een zijner zoons vijf dagen vóór, en een ander drie dagen na den triumftocht overleed.

Twee andere zoons waren door adoptie in andere geslachten overgegaan, n.l.

Q.

Fabius Maximus Aemilianus (Fabii no. 18) en P. Cornelius Scipio Aemilianus Africanus minor, de veroveraar van Carthago (Cornelii no. 18).—11) M.

Aemilius Scaurus, consul in 115, streed gelukkig tegen volksstammen in de Alpen en werd in 112 als gezant naar Jugurtha, koning der Numidiërs gezonden. In 111 was hij legaat van den consul L.

Calpurnius Bestia in den jugurthijnschen oorlog. Beiden lieten zich door Jugurtha omkoopen; doch alleen L.

Calpurnius werd aangeklaagd; Scaurus wist zich niet alleen aan eene vervolging te onttrekken, maar werd zelfs lid der commissie van onderzoek in deze zaak. Als censor liet hij in 109 de Milvische brug herstellen en eene via Aemilia over de Appennijnen naar Dertona aanleggen.—12) M.

Aemilius Scaurus, zoon van no. 11, was quaestor van Pompeius in den laatsten mithradatischen oorlog (66).

Later was hij (in 55) propraetor van Sardinia en werd in 54 van afpersingen aangeklaagd.

Cicero en Hortensius verdedigden hem en pleitten hem vrij; doch in 52 van omkooping aangeklaagd, werd hij overeenkomstig Pompeius wensch veroordeeld.—13) M. Aemilius Scaurus, zoon van no. 12, volgde zijn halfbroeder Sex.

Pompeius naar Azië, doch leverde hem aan Antonius’ legaten C. Furnius en M.

Titius in handen.—14) Mam. Aemilius Scaurus, zoon van no. 13, een talentvol dichter en redenaar, doch zeer loszinnig, werd onder de regeering van keizer Tiberius wegens verschillende misdaden vervolgd, en benam zich met zijne vrouw Sextia op hare aansporing het leven.—15) Aemilius Macer, zie Macer.—16) Aemilia Lepida, echtgenoote van P.

Sulpicius Quirinius (Sulpicii no. 21).

< >