Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Aegyptus

betekenis & definitie

Aegyptus - ἡ Αἴγυπτος, het bekende Nijlland. Van Syene en Philae op ongeveer 24° N.B. tot omstreeks 27½° N.B. strekte zich Opper-Aegypte of Thebaïs, het land van Thebe, uit; vandaar tot even beneden Memphis Midden-Aegypte of Heptanomis, het land der zeven distrikten; dan volgde het naar zee breed uitloopende Delta-land.

De geschiedenis van het land kan in vier hoofdtijdperken worden gesplitst: 1) Het aegyptische tijdperk, van de oudste tijden af tot aan de verovering van het rijk door den perzischen koning Cambyses in 525.—2) Het perzische tijdperk, tot aan de onderwerping des lands aan Alexander den Gr. in 332.—3) Het macedonische tijdperk, tot de inlijving bij het rom. rijk door Octaviānus (Augustus) in 30. Dit is het tijdvak der Ptolemaeën, die grieksche beschaving, zeden, gewoonten en godsdienst zochten in te voeren en onder wie Aegypte een tijdperk van grooten bloei en welvaart beleefde.—4) Het rom. tijdperk, tot aan de verovering door de Arabieren, 638 na C.

Als rom. provincie had Aegypte eene bijzondere organisatie. In de plaats der koningen trad een stadhouder, praefectus Aegypti, doch de vorm van bestuur, plechtigheden en ceremoniën, alles bleef, zoals het te voren onder de Ptolemaeën was geweest; zelfs bleef het Grieksch de officieele taal.

De stadhouder had ook niet - zooals overal elders, lictoren met bijlbundels. Alexandrië bleef de residentie.

< >