Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Admētus

betekenis & definitie

Admētus - Ἄδμητος, 1) zoon van Pheres, koning van Pherae. In zijn jeugd nam hij deel aan de calydonische jacht en aan den Argonautentocht.

Hij was een gastvriend van Heracles en een gunsteling van Apollo, die, uit den hemel verbannen, negen jaar als herder bij Admetus diende. Toen Adm. naar de hand van Alcestis dong, beloofde haar vader Pelias zijne toestemming te geven als hij haar kwam halen in een wagen met leeuwen en evers bespannen; door de hulp van Apollo gelukte hem dit.

Onder andere weldaden die deze god hem bewees, was ook deze, dat hij van de Moerae de gunst verwierf dat, wanneer Adm.’s levensdraad afgesponnen was, een ander in zijne plaats zou mogen sterven. Toen nu het noodlottig uur gekomen was, begaf Alcestis zich vrijwillig voor hem in den dood; maar juist toen Adm. dit vernam en zich aan de grootste wanhoop overgaf, kwam Heracles toevallig bij hem en haalde haar terug.

V. a. zou Persephone haar vrijwillig teruggezonden hebben.—2) koning der Molossers, bij wien Themistocles op zijne vlucht uit Athene eenigen tijd vertoefde (± 466). Hoewel Adm. rechtmatige grieven tegen hem had, weigerde hij hem aan de Atheners uit te leveren en zorgde hij, dat hij veilig naar Pydna kwam.

< >