Gepubliceerd op 21-09-2017

Pompeius, Gnaeus

betekenis & definitie

Pompeius, Gnaeus - Romeins staatsman en veldheer (106-48 v.C.). Hij werd geboren te Picenum uit een ridderfamilie. Reeds in 89 v.C. vocht hij onder bevel van zijn vader Cn. Pompeius Strabo tijdens de Bondgenotenoorlog bij de belegering van Asculum, een kuststadje in Picenum, naast Cicero en Catilina. Zijn vader was dat jaar consul. In de politiek kwam hij terecht bij de machtsovername door Sulla, in het jaar 83 v.C. In dat jaar beschikte hij over drie legioenen, die hij in Picenum gelicht had en die hij op eigen kosten onderhield. Met deze troepen steunde hij de dictator bij diens landing in Brindisium en als dank hiervoor kreeg Pompeius de titel van imperator. Op dat ogenblik was hij 23 jaar oud. In de daaropvolgende jaren diende hij Sulla trouw; hij hielp hem in Italië en bij vele gevechten tegen de aanhangers van Marius, de Mariani. Het getuigt van zijn groot veldheerstalent dat hij opdrachten kreeg in Sicilië (dat hij in oktober 81 v.C. veroverde) en in Africa (slechts 40 dagen later). Deze grote successen deden in Pompeius een zeer grote eerzucht ontstaan. Sulla wilde deze bevredigen door hem het cognomen Magnus te schenken, maar Pompeius rustte niet alvorens hij de triomftocht verkreeg. Deze vierde hij in maart 79 v.C. Sulla begreep volkomen het belang van een persoonlijkheid als Pompeius. Om de banden tussen hen beiden te versterken, dwong de dictator hem tot een huwelijk met zijn schoondochter Aemilia, doch deze stierf reeds enkele maanden later. Door deze dood ontstond een kloof tussen beide mannen, die uitgroeide tot vijandschap, met het gevolg dat Pompeius één van diegenen was die de abdicatie van Sulla in 79 v.C. veroorzaakten.

Na de dood van Sulla trachtte Lepidus de macht in handen te krijgen, doch zijn troepen werden verslagen door Catulus bij de Pons Milvius en door Pompeius te Cosa in Etrurië. Aanhangers van Lepidus vertrokken naar Spanje onder leiding van Perpenna en versterkten daar het leger van Sertorius, dat nog altijd niet vernietigd was. In 76 ging Pompeius naar Spanje om aan deze situatie een einde te maken en kwam via Gallia op het Iberische schiereiland (Spanje) aan, waar hij tot in 71 hard moest vechten om zijn tegenstanders op de knieën te krijgen. Toen hij na deze Spaanse veldtocht in Italië was teruggekeerd, ontmoette hij een deel van de troepen van Spartacus, ca. 5000 man, die hij volledig verpletterde. Met zijn leger rukte Pompeius daarna op tot aan de muren van Rome, waar hij de triomftocht eiste en het consulaat samen met Crassus voor het jaar 70 v.C. Om deze eisen kracht bij te zetten, wist hij de gunst van de populares te verkrijgen door het herstel van de magistratuur der volkstribunen (tribuni plebis) te beloven, die door Sulla in diskrediet was gebracht. De senatus durfde zich niet te verzetten, dus werd Pompeius in 70 consul, nadat hij vrijgesteld was van de bepalingen, voorgeschreven door de lex Villia Annalis en de lex Cornelia de magistratibus.

Het ambtsjaar van Pompeius verliep zonder veel tegenslagen, alleen gekenmerkt door een voor die tijd zeldzame opvatting over de taak van de consul en over de politieke moraal.

In 67 v.C. diende de volkstribuun Gabinius een wet in, die bepaalde dat een buitengewoon commando ingesteld zou worden om eens en voorgoed af te rekenen met de piraten in de Middellandse Zee. Niettegenstaande hevig verzet van de senaatspartij kwam deze wet erdoor. Pompeius werd gekozen voor deze opdracht en kreeg als zodanig de titel van proconsul en het oppergezag over de hele Middellandse Zee en over alle kuststroken tot een diepte van 50 mijl. Bij de uitvoering van deze opdracht schitterden zijn organisatorische talenten. Binnen de termijn van drie maanden was de zuivering tot een goed einde gebracht. De levensduurte, die door de piraterij gevoelig omhoog was gegaan, verminderde in sterke mate, zodat de populariteit van Pompeius evenredig steeg. Toch moest hij blijven vechten om niet van het voorplan in de politieke bedrijvigheid te worden weggeschoven. Een nieuwe kans om zich grote roem te verwerven werd hem geboden door de zgn. Derde Mithridatische Oorlog. Hij kreeg het opperbevel over de strijdmacht, die met dat doel werd uitgezonden, door de lex Manilia, in het begin van 66 v.C. Hierin werd hij gesteund door de redevoering De imperio Cn. Pompei van M.T. Cicero. Pompeius heeft Mithridates werkelijk met veel hardheid bevochten, zodat deze naar Tigranes vluchtte. Toen Tigranes een losprijs op zijn hoofd zette, achtervolgde Pompeius hem tot aan het Zee van Azov en zelfs tot in Kolchis. Daarna keerde Pompeius terug, organiseerde heel Klein-Azië en stelde de grenzen van het Romeinse Rijk vast, die gedurende eeuwen ongewijzigd bleven. Tenslotte rukte hij op naar Syrië. Hier bracht hij opnieuw orde en maakte er een provincia van. In het zuiden onderdrukte hij de opstand van de Joden onder de Makkabeeën. De Romeinen namen zonder moeite in 63 v.C. Jeruzalem in. Twee jaar later hield Pompeius een triomfantelijke intocht in Rome. Hij bleef de zijde kiezen van de populares, maar dezen zochten een andere leider en vonden hem in de persoon van I. Caesar, die geholpen werd door Crassus.

Op dit ogenblik beging Pompeius de voor hem fatale fout zijn leger te ontbinden vóór hij grond voor zijn veteram had losgekregen. Wel mocht hij de triomftocht houden, doch op alle andere punten werd hij door de senaat tegengewerkt. Het gevolg hiervan was, dat hij toch weer ging aanleunen bij de partij van de populares. De drie leidende figuren, nl. Caesar, Crassus en Pompeius, sloten een overeenkomst, die achteraf, tot op zekere hoogte ten onrechte, het Eerste Triumviraat is genoemd (zie Tresviri).

In dat zelfde jaar nog, 60 v.C., werden de banden tussen de twee belangrijkste personen nog versterkt door het huwelijk van Pompeius met Iulia, de dochter van Caesar. Daarbij werd aan Caesar voor het jaar 59 het consulaat toegewezen, waarna hem Gallia als wingewest te beurt zou vallen.

Dit gebeurde allemaal, maar reeds in het jaar 56 v.C. werden de banden die het triumviraat samenhielden toch losser. Terwijl I. Caesar over geheel Gallië het gezag van Rome vestigde, heerste er in Rome een volledige anarchie. Pompeius beging de grote fout niets te ondernemen en hij bleef wachten tot de senaat hem een specifieke opdracht zou geven. Het is alsof Pompeius in deze jaren alle interesse voor de politiek had verloren. Men heeft getracht dit te verklaren door zijn huwelijk met lulia, dat zeer gelukkig moet zijn geweest. Maar lulia stierf in 54 v.C. Hierdoor en mede door zijn jaloersheid omdat de populariteit van Caesar met de dag nog toenam, werd de vervreemding tussen Pompeius en Caesar totaal. Pompeius zocht de steun van de optimates, de senaatspartij. In 49 v.C. weigerde Caesar gehoor te geven aan het bevel van de senaat zijn legioenen te ontbinden en zich als privatus (ambteloos burger) kandidaat te stellen voor het consulaat in Rome. Caesar trok de Rubico over.

Dit betekende de burgeroorlog tussen Caesar en de senaatspartij, die nu geleid werd door Pompeius. Na de nederlaag bij Pharsalos vluchtte Pompeius naar Egypte. Hij legde aan op het eiland Lesbos, waar hij zijn vrouw Cornelia, uit de gens van de Scipiones, die hij gehuwd had na de dood van lulia, en zijn kinderen aan boord nam.

In Egypte werd hij gedood door een zekere Septimus, officier en veteranus van Pompeius zelf, in het jaar 48 v.C. Gemeten naar de maatstaven van die periode was Pompeius een moreel hoogstaande persoonlijkheid. Hij slaagde echter niet omdat hij geen bepaald doel voor ogen had, waarvoor hij kon strijden, en wellicht niet begreep dat er in de mentaliteit van zijn tijdgenoten zoveel veranderd was dat de senaat niet meer op de oude manier kon blijven voortbestaan.

Zijn aanhangers en medestanders, de Pompeiani, hebben nog enkele tijd aan Caesar weerstand geboden.

Nawerking: Pompée (1643), tragedie door P. Corneille (1606-1684).

< >