Mozaïek of mussiefwerk - Het mozaïek is als grondbekleding vooral vanaf Alexandros de Grote in woningen en openbare gebouwen aangewend. Er waren drie soorten te onderscheiden:
1. Opus tessellatum (blokjeswerk), naar tessella, verkleinwoord van tessera, kubusblok. Hierbij zijn kleine marmeren, glazen of stenen blokjes in verschillende tinten naast elkaar geplaatst, met of zonder mortel. Soms werden figuren, emblemata, in panelen ingelegd, zoals in de nog gedeeltelijk bewaard gebleven vloer in de ther- mae van Caracalla.
2. Opus vermiculatum (wormpjeswerk) met kleine stukjes gekleurd marmer, glas of steen tot een ruitvormige tekening samengewerkt; zeer dikwijls in blokjes van verschillende vorm en van ongelijke grootte. Ook in kleiner werk, zoals in borstspelden. Van dichtbij bekeken lijkt dit inlegwerk op het gewriemel van wormpjes, vandaar de naam.
3. Opus mussivum (mussiefwerk), echt Romeins mozaïek, voor grotere oppervlakten, vloeren enz. uit kalk en baksteen. Bijzonder voor Rome was het opus Signinum (naar de stad Signia, ten zuiden van Rome). De stermozaïekvloeren in oude kerken zijn het opus sectum.