Lydië - Landschap in Klein-Azië, tussen de Middellandse Zee (de Ionische kuststeden niet meegerekend) en Frygië, in het zuiden begrensd door Karië, in het noorden door Mysië. In de bloeiperiode van het Lydische Rijk omvatte het echter al deze streken. De bewoners waren Indo-europeanen, althans naar hun taal te oordelen. Deze is bewaard gebleven in een vijftigtal opschriften, in een alfabet dat van het Griekse is afgeleid, en die grotendeels uit de 4e eeuw v.C. stammen. Het Lydische volk was het eerste dat de Grieken bedreigde: het onderwierp de Ionische kuststeden.
De bekendste koning uit de oudere periode is Gyges (ca. 685-650 v.C.), die een einde maakte aan de Frygische heerschappij. De hoofdstad was sedertdien Sardes. De contacten met de Griekse cultuurwereld waren vrij nauw: er heerste een sterk filhellenisme. De Lydische staat bloeide, ondanks het feit dat de Kimmeriërs binnenvielen en Gyges in een veldslag sneuvelde. De daaropvolgende koning Ardys (ca. 650-624 v.C.), sloot een bondgenootschap met de Assyriërs, maar Sadyattes (ca. 624-609 v.C.) en vooral Alyattes (ca. 609-560 v.C.) zetten de veroveringspolitiek voort in de geest van Gyges. Zij veroverden alle Griekse kuststeden, behalve Milete.
De laatste Lydische koning, Kroisos, beëindigde de veroveringstocht. Doch in 546 v.C. leed hij een nederlaag tegen Kuros de Grote. Kroisos was de rijkste vorst van die tijd, tenminste wanneer men de Griekse verhalen (zie Herodotos) mag geloven. Lydië kwam toen onder Perzische overheersing, doch Sardes bleef de voornaamste stad van het westelijke Perzische Rijk. Na de dood van Alexandros kwam de streek in handen van Antigonos, daarna van Antiochos, tot het als deel van de provincia Asia Romeins werd. Zoals gezegd waren de contacten tussen Lydiërs en Grieken zeer intensief: er zijn vele Lydische wijgeschenken in Griekse tempels teruggevonden, b.v. in Delphi, en er waren Griekse huurlingen in de Lydische legers. Het was onder Lydische invloed dat de Grieken een muntstelsel ontwikkelden, terwijl ook Lydische muziek zeer populair was in Griekenland, hoewel ze naar Plato’s smaak verwijfd was.
De streek zelf was ongewoon vruchtbaar. De kleine rivier de Paktolus had de naam goud te bevatten.