Komedie in Rome - Terwijl in het Griekse zuiden van Italië reeds lange tijd tragedies en kluchtige komedies werden vertoond, moest Rome zich tijdens de eerste eeuwen van de Republiek met zeer primitieve sketches en kluchten tevreden stellen. De oudste waren wellicht de versus fescennini, afkomstig uit het gebied van de Falisci, tussen Latium en Etruria. Daarbij waren zeer vroeg al Etrus- kische dansers naar Rome gekomen om met spel en muziek van fluiten begrafenisplechtigheden of religieuze feesten op te luisteren. Soms werd ook op zulke dansers een beroep gedaan om tijdens epidemies de goden te verzoenen. Op deze wijze raakten te Rome bepaalde personages bekend, als b.v. Phersu met de puntmuts, masker en kort rokje van veelkleurige lappen (zoals de latere harlekijnen); Charun, de demon van de onderwereld, met een hamer en groteske gelaatstrekken. Etruskische dansers en fluitspelers kwamen in 364 v.C. voor het eerst naar Rome. Ze waren uitgenodigd op de boeteceremonie tijdens een pestepidemie. Van toen af waren dans en fluitspel een deel van het publieke leven te Rome. Het optreden van mimische dansers en fluitspelers, vermengd met de klucht in fescenninische verzen, groeide uit tot de satura of fabula satura, een vermenging van dans en ruwe, immorele schetsen. Deze satura, te onderscheiden van het Griekse saterspel, bestond uit verschillende elementen, waarmee dramatische sketches zonder inhoud of intrige werden samengesteld.
In de 3e eeuw v.C. was Livius Andronicus de eerste om nieuwe wegen op te gaan en een stuk met intrige te schrijven. Doch het oude genre leefde voort. Dejonge Romeinen, die de Etruskische dansers hadden nagebootst en er improviserend ruwe verzen aan toegevoegd hadden, verkozen het eigenlijke komediestuk aan beroepsacteurs (histriones) over te laten en hielden zich aan de improvisatie van komische verzen en de vertoning van de fabula atellana. Deze kluchten waren in Rome bekend geworden vanuit het zuiden. De ruwe boerse schetsen kwamen uit het gebied van de Osei in Campania (zie Italische dialecten); hun benaming is afgeleid van Atella, een lokaliteit in de omgeving van Capua, waarvan de bewoners bekend stonden als dwaze en onhandige boeren.
Al deze elementen - de Etruskische mimische dansen, de fescenninische verzen en dialogen, later de atellanische boerenklucht, de satura en ook de phlyakes - leverden de bouwstoffen voor de komedie te Rome, waarbij de mimus uit Magna Graecia niet veronachtzaamd mag worden. Immers, door al deze elementen, die een eigen taai leven zouden leiden, waren bepaalde types bekend geraakt, zoals de oude grootvader, de snoever, de stommeling, de sluwe bultenaar. Livius Andronicus introduceerde als eerste de eigenlijke komedie te Rome door zijn vertalingen van de Griekse Nieuwe-Komediestukken. Naevius, die ernaar streefde motieven van eigen bodem in zijn komedies te verwerken, liet zijn eerste stuk te Rome in 235 v.C. opvoeren. Uit de bekende titels van zijn komedies blijkt dat hij vooral de Attische of Oude Komedie imiteerde met de bekende kritiek op politieke personages. In zijn spoor liepen dan, maar met veel meer oog voor de Nieuwe Komedie van Menandros, en superieur door hun komische kracht, Plautus, Caecilius en Terentius. Hun stukken staan bekend als fabualae palliatae. Schreef Plautus meer voor het gewone Romeinse volk, Terentius richtte zich met een fijne geestigheid meer tot de gecultiveerde burgers. De komedie met Romeinse inslag, fabulae togatae, evenals de tragedies met Romeinse onderwerpen, slaagden er niet in het publiek blijvend te boeien. De fabula togata degenereerde tot een platte klucht en in de 1e eeuw v.C. was er van een degelijke literaire vormgeving geen sprake meer.
In de Romeinse komedie waren er naast gesproken dialogen gedeelten die gezongen of gedeclameerd werden. Het diverbium was het gesproken gedeelte, de gezongen delen werden aangeduid als cantica. Het koor was vrijwel uit de Romeinse komedie verdwenen (uitgezonderd b.v. het koor van vissers in de Rudens van Plautus). Tussen de bedrijven werd gemusiceerd door fluitspelers.
Nawerking: De Komedianten, roman door de Nederlandse schrijver Louis Couperus (1863-1923).